UB: de universiteitsbibliotheek (dé plek om je leven door te brengen tijdens de tentamenweken).
Np: het Noorderplantsoen (een groot park tussen het centrum en Zernike in waar je prima kan sporten en chillen).
Thuisthuis/Thth: je ouderlijk huis
Act: toneelstukje (logisch natuurlijk, maar heerlijk om te gebruiken wanneer iemand aan het opscheppen is of wanneer je iemand niet gelooft).
Hg: huisgenoot
Anciënniteit/anci: de periode dat je ergens bij zit. Hoe hoger de anci, hoe meer macht je hebt binnen de groep.
Sjaars: eerstejaars.
Unit: elk voorwerp waarvan je even niet op de naam komt.
Tjak: zooi, hoop met spullen.
Bds: boodschappen.
Reparadler: probeer maar eens een radler 0.0 op een brakke ochtend.