De kwestie begint te spelen op 17 januari 2013. Christelijke kerken dienen op die dag een klacht in bij het Europees Comité voor Sociale Rechten (hierna: ECSR). Dit comité houdt namens de Raad van Europa toezicht op de naleving van de mensenrechten door de landen die bij de Raad zijn aangesloten. De klacht van de kerken gaat over de vraag of Nederland het Europees Sociaal Handvest (hierna: het ESH) schendt door onderdak, voedsel en kleding te onthouden aan mensen zonder de juiste papieren.¹
Op 1 juli 2014 geeft het ECSR de kerken gelijk. Op grond van het ESH heeft iedereen recht op sobere opvang. Het ECSR oordeelt daarom dat Nederland in strijd handelt met art. 13 lid 4 en art. 31 lid 2 van het ESH.² Deze artikelen spreken over het recht op sociale en medische bijstand en de verplichting voor staten om dakloosheid te voorkomen. In het aanvullend protocol bij het ESH is geen bepaling opgenomen waarin staat dat de lidstaten verplicht zijn om de beslissingen van het ECSR op te volgen. Om die reden zijn de beslissingen van het ECSR niet juridisch bindend voor de staten die partij zijn bij het ESH. De beslissingen zijn echter wel gezaghebbende interpretaties van het ESH. Rechters moeten dus rekening houden met beslissingen van het ECSR.³
De beslissing van het ECSR wordt doorgestuurd naar het Comité van Ministers van de Raad van Europa. Deze Raad bestaat uit de ministers van Buitenlandse Zaken van de lidstaten van de Raad van Europa. Het Comité van ministers geeft vervolgens een aanbeveling aan de betreffende staat. De staat moet vervolgens aan het ECSR informatie verschaffen over de maatregelen die zijn getroffen om deze aanbeveling uit te voeren. Op 15 april 2015 heeft het Comité zich uitgesproken over de beslissing van het ECSR. Het Comité geeft geen duidelijke aanbeveling aan Nederland en vraagt de Nederlandse regering om haar te informeren over eventuele ontwikkelingen inzake de opvang van onrechtmatig verblijvende vreemdelingen.⁴
Op grond van deze aanbeveling van het Comité hoeft de Nederlandse regering dus slechts informatie te verschaffen en wordt niet duidelijk of er een bed, een bad en een brood voor de uitgeprocedeerde vluchteling moet klaar staan.
De Nederlandse politiek gaat vervolgens met de onduidelijke aanbeveling van het Comité van Ministers aan de slag. Na lang overleg komen coalitiepartijen VVD en PvdA tot het bed-bad-broodakkoord. In dit akkoord staat dat er op zes plaatsen in het land opvang komt voor uitgeprocedeerde asielzoekers.⁵ Dit akkoord is duidelijk een politiek compromis omdat VVD en PvdA ideologisch sterk verschillen als het over asiel en immigratie gaat.
Tijdens de Europese procedure doet de Centrale Raad van Beroep in december 2014 een belangrijke uitspraak.⁶ Een groep uitgeprocedeerde vluchtelingen wil namelijk via de rechter in Amsterdam opvang afdwingen. Omdat de situatie nijpend en mensonwaardig is, wordt er een voorlopige voorziening getroffen. De voorzieningenrechter zegt niet uit te sluiten dat de eerdere beslissing van het ECSR van invloed kan zijn op het Nederlandse opvangrecht.⁷ Daarom moet de gemeente Amsterdam, tot hierover duidelijkheid is, de asielzoekers sobere hulp bieden. Hierbij moet worden gedacht aan nachtopvang, een douche, ontbijt en avondeten.
Ondertussen zijn staatssecretaris Dijkhoff en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten aan het onderhandelen over bed-bad-broodlocaties, onder andere over het aantal en de financiering door het Rijk. Op 1 november willen zij een akkoord bereiken.⁸
De rechtbank Amsterdam oordeelt, vlak na het bed-bad-brood-akkoord, in zeven zaken van uitgeprocedeerde vluchtelingen dat de gemeente noodopvang moet bieden. Dit moet ook als de vluchtelingen niet meewerken aan een terugkeer naar het land van herkomst. De rechtbank verwijst in deze zaken naar de beslissing van het ECSR en universele mensenrechten. De rechtbank maakt hierbij gebruik van de toetsing ‘ex tunc’. Dat betekent dat de aanbeveling van het Comité van Ministers en het bed-bad-brood-akkoord geen rol spelen bij de uitspraak van de rechtbank.⁹
Daan van de Kamp
23 jaar, master student privaatrecht
Kom je bij ons werken, dan krijg je meteen 8.000 collega’s in meer dan 30 landen. Daardoor ben je in no time uit je comfortzone en krijg je volop kansen om je te ontwikkelen. Persoonlijk, maar ook op het gebied van best practices, processen en maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Bij DLA wordt er van jou als Big Talent veel gevraagd, maar krijg je vroeg in je carrière ook big opportunities…