Wanneer een minderjarige wordt berecht volgens het jeugdstrafrecht, kan diegene volgens de wet in jeugddetentie worden geplaatst voor ten hoogste 24 maanden.1 De meningen daarover zijn erg verdeeld; de één vindt de straffen voor minderjarigen die een ernstig feit hebben gepleegd veel te laag en de ander vindt dat minderjarigen überhaupt niet in een gevangenis terecht horen te komen.
Het afgelopen jaar hebben voormalig minister voor Rechtsbescherming, Sander Dekker, en de huidige minister, Franc Weerwind, veel kritiek gekregen vanwege de problemen in de jeugdgevangenissen.2 De oorzaak van deze problemen is onder andere de toename van het aantal gevangenisstraffen dat wordt opgelegd aan jeugdigen. Daarover lees je meer in het artikel van redacteur Fiona Thelen. Dit heeft geleid tot overbezetting van onze jeugdgevangenissen en wat in combinatie met een personeelstekort leidt tot ernstige problemen.3
IVRK
Nederland is partij bij het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (hierna: IVRK). Veel artikelen uit het IVRK hebben rechtstreekse werking in onze rechtsorde. Volgens artikel 40 lid 1 van het IVRK moeten de Staten die partij zijn jeugdigen op een wijze behandelen die geen afbreuk doet aan het gevoel van waardigheid en eigenwaarde van dat kind die wordt verdacht, veroordeeld, of vervolgd. De kern van artikel 40 is dat Staten zich moeten inzetten om recidive bij jeugdigen te voorkomen en om herintegratie in de samenleving te bevorderen. Lukt het Nederland nog om dit artikel na te leven, gezien onze huidige situatie in de jeugdgevangenissen?
Brief aan minister voor Rechtsbescherming
Op 10 november 2022 hebben de Inspectie Justitie en Veiligheid, Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, Inspectie van het Onderwijs en de Nederlandse Arbeidsinspectie een brief gestuurd aan minister Weerwind over de stand van zaken van het intensieve toezicht in de justitiële jeugdinrichtingen.4 In oktober 2021 is door de toenmalig minister voor Rechtsbescherming, Sander Dekker, een groot geldbedrag vrijgemaakt om de capaciteitsproblemen en personele tekorten in de inrichtingen aan te pakken. De inspecties hebben een jaar later in deze brief geëvalueerd of dit steunpakket heeft geholpen.
De inspecties vangen hun brief aan met een boodschap in dikgedrukte letters. Het steunpakket en de getroffen maatregelen hebben tot op heden onvoldoende effect gehad. Ze stellen voorop dat binnen het jeugdstrafrecht het hoofddoel speciale preventie is. Dat betekent dat wanneer een rechter oordeelt dat aan een jeugdige een gevangenisstraf wordt opgelegd, dit als doel heeft om recidive te voorkomen. De straf behoort het gedrag van de jeugdige te beïnvloeden. Deze taak kunnen de justitiële jeugdinrichtingen op dit moment onvoldoende uitvoeren en daarom is voor de inspecties een kritieke grens bereikt, zoals ze het zelf noemen.
Uit bevindingen van de inspecties volgt dat de groepsgrootte in de justitiële jeugdinrichtingen al meerdere jaren structureel wordt overschreden. Dit komt ten koste van het leef- en opvoedklimaat. Er bestaan ook lange wachtlijsten voor jeugdigen die in langverblijf of in een specialistische afdeling behoren. Als gevolg hiervan verblijven deze jeugdigen langer op afdelingen die niet voor hen zijn ingericht. Daardoor ontvangen zij geen passende behandeling en wordt het proces van resocialisatie stilgezet. Daarnaast werd in de zomer van 2022 in het merendeel van de justitiële jeugdinrichtingen in Nederland een verkort dagprogramma gehouden, welke juist resocialisatie moeten bevorderen. Deze programma’s voldeden hierdoor niet meer aan de minimale wettelijke vereisten van het Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen. De inspecties zijn bang dat wanneer personeelstekorten in de toekomst aanhouden, vaker wordt besloten dat dagprogramma’s worden verkort. Wanneer dit gebeurt, worden de rechten van de jeugdigen geschonden en worden de uitgangspunten van het jeugdstrafrecht niet gehanteerd. Daarmee kom je in de knel met artikel 40 IVRK.
Volgens het IVRK is het opleggen van jeugddetentie een erg vergaand middel van de overheid dat ingrijpt in het leven van een jeugdige verdachte. Dit middel valt alleen te legitimeren wanneer het doel ervan gericht is op heropvoeding en resocialisatie in de samenleving. Zo volgt uit artikel 40 IVRK. De inspecties hebben geoordeeld dat de justitiële jeugdinrichtingen door de huidige omstandigheden onvoldoende in staat zijn om invulling te geven aan dit doel. Dit betekent dat het primaire doel van het jeugdstrafrecht, speciale preventie, momenteel niet in voldoende mate wordt bereikt.
De inspecties roepen de minister op om enkel nog tot plaatsing in een justitiële jeugdinrichting over te gaan wanneer zij een verantwoord verblijf en een passende behandeling kunnen garanderen, omdat de speciale preventie volgens hen boven alles gaat. Dit kan volgens de inspecties alleen wanneer een passend dagprogramma wordt uitgevoerd en wanneer minimaal twee gekwalificeerde groepsleiders per leefgroep aanwezig zijn op een dag.
Minister Weerwind erkent het probleem dat op dit moment niet altijd een passende behandeling kan worden gegeven.5 Hij zegt ook dat hij geen invloed heeft op de instroom, omdat de rechter beslist over de celstraffen. Daarnaast vreest hij dat, wanneer de instroom op deze manier wordt beperkt, het probleem alleen maar wordt verplaatst naar de jeugdbescherming. Hoe dit probleem dus wel gaat worden opgelost, is nog onduidelijk. Wat wel duidelijk is dat actie moeten worden ondernomen om nog in lijn met artikel 40 van het IVRK te kunnen handelen.
Sanne Breimer