Het decentraliseren van de jeugdzorg. Daartoe besloot de overheid in 2015. Niet langer draagt het Rijk de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg, maar de gemeenten. Zij krijgen de financiële middelen en beleidsruimte voor het uitvoeren van de jeugdzorg binnen de gemeente. Het achterliggende idee? Omdat gemeenten dichter bij de lokale omgeving en haar inwoners staan, zou dat moeten leiden tot optimale zorg voor kwetsbare jongeren van de samenleving.1
Te hoge verwachtingen?
Een mooi plan: de jeugd, de toekomst van de samenleving, die de best mogelijke hulp kan krijgen. Inmiddels weten we dat dit mooie plan geen werkelijkheid is geworden. In het ene na het andere rapport wordt geschreven over de kritieke situatie binnen de jeugdzorg. Steeds meer instanties trekken aan de bel. Te lange wachttijden, te hoge werkdruk en enorme financiële lasten die worden neergelegd voor een systeem wat niet werkt: de problemen zijn groot.2
Waar liggen de problemen?
Kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer benoemt dat de doelen van decentralisatie niet zijn behaald. Volgens haar wordt te veel gekeken naar geld: de goedkoopste oplossing prevaleert boven de beste keuze voor het kind. Daarnaast is volgens haar sprake van een gebrek aan kennis: veel gemeenten zijn te klein om de lastige problematiek zelf op te kunnen lossen.3
Het oorspronkelijke idee was dat gemeenten onderling samen zouden werken om zo een goede verdeling van de zorg te kunnen bieden. In de praktijk gebeurt dat niet. Dat komt deels doordat gemeenten hun eigen systemen hanteren, hetgeen onderlinge communicatie moeilijk maakt. Bovendien is de ene gemeente groter dan de andere. Een kleine gemeente beschikt niet over de benodigde kennis die een grote gemeente wel heeft. Kinderen in een kleine gemeente lopen door gebrek aan kennis en communicatie de benodigde zorg mis.4
Een ander probleem zijn de lange wachttijden. Zorg moet worden ingekocht en dat kost enorm veel geld. Het is lastig in te schatten hoeveel je nodig hebt. En: welk budget geef je hieraan uit? De geldtekorten en alle andere problemen binnen de jeugdzorg maken het niet aantrekkelijk voor werknemers om hier te gaan werken. Te weinig personeel is natuurlijk sowieso iets waar de hele zorg mee kampt en de jeugdzorg blijft zeker niet ongeschonden.5
Druk, druk en nog eens druk
Bovenstaande is niet alles wat speelt binnen de jeugdzorg. Ook buiten de organisatie verandert de maatschappij. Die veranderende maatschappij zorgt ervoor dat steeds meer behoefte is aan jeugdzorg. Jongeren hebben steeds vaker last van (mentale) problemen die veelal voortkomen uit druk vanaf alle kanten in de maatschappij. De druk om leuke dingen is groot, omdat dat is wat je op sociale media ziet. De druk om goede cijfers is groot, want: een goede opleiding is belangrijk volgens je ouders. Bovendien trekken ouders steeds vaker aan de bel bij klachten van hun kinderen zoals faalangst, verlegenheid of paniekaanvallen. Terwijl dat niet bij al die klachten in elke situatie direct nodig is. Dat verhoogt de druk op de jeugdzorg alsmaar verder. De cijfers liegen er niet om: tegenwoordig krijgt één op de acht jongeren tot 18 jaar een vorm van jeugdhulp. 6
“Een mooi plan, de jeugd, de toekomst van de samenleving die op deze manier de best mogelijke hulp kan krijgen. Inmiddels weten we helaas al dat dit mooie plan geen werkelijkheid is geworden.”
En nu?
Toenemende hulpaanvragen én problemen overspoelen de jeugdzorg. De ene na de andere brandbrief wordt geschreven. De oplossing? De illusie dat meer geld nodig is, is allang verdwenen. Maar hoe precies verder? Dat is iets waar veel mensen zich mee bezighouden. Dat er verandering moet komen, is één ding wat zeker is.
Amarins Riemersma