Een historisch moment in de Eerste Kamer: op 21 september 2021 stemde een meerderheid in met het wetsvoorstel ‘Evenwichtiger verhouding tussen mannen en vrouwen in bestuur en Raad van Commissarissen’ – bij het grotere publiek ook wel bekend als het vrouwenquotum. Dit wetsvoorstel zorgt voor een wettelijke verplichting voor meer vrouwen aan de top. Iedereen heeft wel van het vrouwenquotum gehoord maar wat regelt het eigenlijk? En wat zijn de consequenties van niet-naleving? Zorgt een wettelijke verplichting voor de gewenste evenwichtige verhouding – of is daar meer voor nodig?
Korte schets van de Nederlandse geschiedenis: meer rechten voor vrouwen
De ontwikkeling van de strijd voor gelijke rechten is al decennialang gaande. Dit begon al in de 19e eeuw (Aletta Jacobs en Wilhelmina Drucker), waarin de periode tussen 1850 en 1940 bekendstaat als de ‘eerste feministische golf’. In die periode streden de feministen voor gelijke rechten vooral op het gebied van onderwijs en arbeid. Lange tijd daarna bleef Nederland een kostwinnerssamenleving: de man was verantwoordelijk voor het inkomen en de vrouw voor de zorg. Tot 1956 waren vrouwen binnen een huwelijk zelfs handelingsonbekwaam; Financieel onafhankelijk zijn was als vrouw tot die tijd onmogelijk. Dankzij de tweede feministische golf (1965-1985) werd eind jaren zeventig vanuit de Europese Unie gelijke toegang tot en behandeling van vrouwen en mannen op de arbeidsmarkt verplicht. Ook werden werkgevers in 1975 verplicht mannen en vrouwen voor dezelfde arbeid hetzelfde te betalen.1
De wens voor een vrouwenquotum
Als we de hierboven besproken ontwikkelingen bekijken is er voor de vrouw de afgelopen 100 jaar veel veranderd, beter gezegd: verbeterd. Wanneer
het gaat om ‘vrouwen aan de top’ blijkt dit voor sommigen nog niet genoeg. Een vrouwenquotum is in de Tweede Kamer daarom al jarenlang onderwerp van gesprek. Nederland kende een laag aantal vrouwen in bestuurlijke functies en dit moest veranderen.2 Om die reden werd in de Wet Bestuur en Toezicht de streefcijferregeling opgenomen (2013). Het streven werd dat de raad van bestuur en Raad van Commissarissen (hierna: RvC) van grote vennootschappen voor minimaal 30% uit vrouwen én voor minimaal 30% uit mannen zou bestaan. Het idee daarbij was dat ondernemingen zelf hun verantwoordelijkheid zouden nemen. De regeling kende nauwelijks sancties, wat er mogelijk voor heeft gezorgd dat in Nederland 90% van de bedrijven het vooropgestelde percentage van 30% in 2020 niet heeft bereikt.3 In 2019 stelde de Sociaal-Economische Raad (hierna: SER) al dat het vrijwillig streefcijfer niet werkt en dat dwingende maatregelen nodig zijn. De SER adviseerde daarom een verplichtend ingroeiquotum in te voeren voor beursgenoteerde bedrijven. De conclusie van de Bedrijvenmonitor Topvrouwen 2020 sluit daarop aan: nog te weinig bedrijven voelen de noodzaak om meer vrouwen aan de top toe te laten. Een vrouwenquotum is volgens hen de noodzakelijke oplossing.4
Het kabinet nam het advies over van de SER. Het wetsvoorstel “Evenwichtiger verhouding tussen mannen en vrouwen in Bestuur en Raad van Commissarissen” werd in 2020 bij de Tweede Kamer ingediend.
Interessant om te weten over dit wetsvoorstel is dat de Raad van State (hierna: RvS) adviseerde dat de introductie van een vrouwenquotum op gespannen voet staat met jurisprudentie van het Hof van Justitie. Er is namelijk een richtlijn die de gelijke behandeling van mannen en vrouwen regelt, waarbij een positieve actie een mogelijkheid is om volledige gelijkheid te waarborgen. Het wetsvoorstel is volgens de RvS zo’n positieve actie. Voor een positieve actie gelden wel strikte voorwaarden en daar voldoet het vrouwenquotum volgens de RvS niet aan. Het kabinet laat dit advies links liggen. Zij acht het wetsvoorstel niet in strijd met Europees recht.5
Op 11 februari 2021 stemde de Tweede Kamer in met het wetsvoorstel. In september volgde de Eerste Kamer.6
Wat regelt het vrouwenquotum precies?
De wet die het vrouwenquotum introduceert bevat verschillende maatregelen om diversiteit in de top van het bedrijfsleven te bevorderen. De eerste maatregel is het ingroeiquotum. Dit betekent dat voortaan ten minste één derde van de RvC van beursgenoteerde bedrijven moet bestaan uit één derde mannen en één derde uit vrouwen.7 De maatregel werkt twee kanten op: als vrouwen voor minder dan één derde vertegenwoordigd zijn in de RvC mag geen man benoemd worden, maar als mannen voor minder dan één derde vertegenwoordigd zijn, mag ook geen vrouw benoemd worden.
De tweede maatregel is de verplichting voor grote vennootschappen om passende en ambitieuze streefcijfers vast te stellen, zodat de verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen in de (sub)top van de onderneming evenwichtiger wordt.8 Een jaarlijkse rapportage moet een plan bevatten om dit streefcijfer bereiken. Dit kan bestaan uit het streven naar de ontwikkeling van een transparanter wervings- en selectieproces.9 De derde maatregel is een rapportageverplichting. De grote vennootschappen moeten jaarlijks binnen 10 maanden na afloop van het boekjaar aan de SER rapporteren over het aantal mannen en vrouwen dat aan het eind van dat boekjaar onderdeel is van het bestuur, de RvC en senior managementfuncties.
Gevolgen van niet voldoen aan dit quotum
Het niet-naleven van de tweede en derde maatregel brengt geen sanctie met zich mee, want het gaat slechts om een rapportage- en inspanningsverplichting. Op het niet-naleven van het ingroeiquotum staat wel een sanctie. Als de RvC niet bestaat uit ten minste één derde mannen en één derde vrouwen, is de benoeming die zorgt voor ongelijkheid van de verdeling nietig. De stoel blijft dan leeg. De nietigheid van een benoeming heeft echter geen gevolgen voor de rechtsgeldigheid van besluiten genomen door de RvC.10 De nietigheid is niet geheel zonder consequenties, want als niet spoedig een nieuwe benoeming plaatsvindt, kan dit gevolgen hebben voor de verhoudingen binnen de RvC. Normaal gesproken is er een oneven aantal leden zodat de besluitvorming niet staakt. Als ‘de stoel leeg blijft’ kan dat voor de besluitvorming een probleem worden.
Voor- en tegenstanders van het vrouwenquotum
Over het vrouwenquotum zijn de meningen erg verdeeld. Tegenstanders vinden dat ‘vrouw zijn’ een belangrijker criterium wordt dan kwaliteit. Ook wordt gezegd dat het logisch is dat er minder vrouwen in de top zitten; zij werken immers vaker parttime, waardoor het lastiger om de top te bereiken. Voorstanders zeggen dat het quotum juist nodig is voor verandering. Dat vrouwen meer parttime werken
komt mogelijk ook door het stereotype beeld dat nog bestaat over de man-vrouwverhouding. Ook dat is iets dat volgens voorstanders moet veranderen, maar dat gaat niet vanzelf. Daarvoor is het vrouwenquotum een belangrijke stap. Over het argument dat ‘vrouw zijn’ een belangrijker criterium wordt dan kwaliteit zegt Gaay Fortman (partner bij Houthoff) dat dit met het huidige quotum niet het geval is. Als er geen geschikte kandidaat wordt gevonden, dan blijft de stoel gewoon leeg. “Je kan er geen man voor benoemen, maar je wordt er in ieder geval niet toe gedwongen op dat moment een vrouw te benoemen die minder geschikt is”.11
Brengt het vrouwenquotum wel het gewenste effect?
Er bestaan twijfels over de vraag of het vrouwenquotum wel het gewenste effect heeft. Mijke Sinnighe Damsté, partner bij advocatenkantoor Loyens & Loeff, schreef over de mogelijke effecten van een quotum. Een belangrijke kanttekening die ze plaats is dat het quotum alleen geldt voor de 89 beursgenoteerde vennootschappen, terwijl er meer dan 5000 grote Nederlandse ondernemingen zijn.12 Mijntje Lückerath, samensteller van de Dutch Female Board Index, zegt dat twee derde van de beursgenoteerde bedrijven al voldoet aan de eis dat een derde van de RvC moet bestaan uit vrouwen.
Het probleem zit volgens haar bij raden van bestuur: de dagelijkse leiding van een bedrijf. Daar is nog steeds minder dan 15 procent vrouw. “Het idee achter de wet is dat als er maar voldoende vrouwelijke commissarissen zijn, er meer vrouwelijke bestuurders worden benoemd, maar dat effect zien we nog niet”.
Stap voorwaarts, maar voor verandering is meer nodig
Het aannemen van het wetsvoorstel waarmee het vrouwenquotum haar intrede brengt, markeert een belangrijk moment in een lange ontwikkeling van meer gelijke rechten tussen mannen en vrouwen. Maar op het oog lijkt het een zoethoudertje en voor verandering is meer nodig. Het quotum brengt wel een verplichting mee voor beursgenoteerde bedrijven om ervoor te zorgen dat een derde van de RvC bestaat uit ten minste 30% vrouwen, maar voor niet-beursgenoteerde bedrijven brengt het quotum slechts een rapportage- en inspanningsverplichting met zich mee, om jaarlijks passende en ambitieuze streefcijfers vast te stellen. Een harde regel is er voor die bedrijven niet. Er zijn ongeveer 5000 niet-beursgenoteerde bedrijven, dus voor een grote groep bedrijven – en daarmee voor een grote groep vrouwen, verandert er eigenlijk door het vrouwenquotum niet heel veel.
Het quotum lijkt wel een stap in de juiste richting, want als blijkt dat dit effect heeft gehad dan lijkt een stap naar een verplichting voor die andere bedrijven en andere onderdelen van een bedrijf niet ver meer weg.
Demi Altena