Expert aan het Woord: Dr. Mr. A.J.J. (André) de Hoogh

associate professor international law
aan onze Groningse universiteit

Lees verder

Zeven vragen over geradicaliseerde eenlingen
Een terroristische aanslag in ons land is zeker niet uitgesloten. Dat blijkt uit het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 53 (DTN 53), dat jaarlijks door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) wordt uitgebracht. Het dreigingsniveau in Nederland blijft op niveau 3 staan op een schaal van 5. In DTN 53 wordt gesteld dat de jihadistische dreiging geenszins is verdwenen, maar ook dat er op dit moment geen aanwijzingen bestaan dat mensen in Nederland aanslagen aan het voorbereiden zijn. Daarnaast zorgt de coronapandemie voor een verminderde kans op terroristische aanslagen vanuit groeperingen zoals IS. Het in- en uitreizen van geradicaliseerden wordt immers belemmerd door de aan corona gerelateerde reisverboden. Samenkomsten van veel personen komen eveneens weinig tot niet meer voor.

Waarom blijft dit niveau dan toch relatief hoog ingeschat? Uit DTN 53 blijkt ook nog iets anders: de dreiging door eenlingen die aanslagen zouden kunnen plegen wordt steeds scherper. In dit interview beantwoordt professor André de Hoogh onze vragen met betrekking tot geradicaliseerde eenlingen.

1.     Meneer de Hoogh, kunt u allereerst iets vertellen over het werk dat u voor de ‘Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken’ verricht?
Jazeker, zo’n vier jaar geleden ben ik lid geworden van de Commissie van advies van volkenrechtelijke vraagstukken. Dit is een officieel adviescollege van de regering en het parlement. Zo vraagt de regering ons als externe deskundigen om advies en de laatste jaren doet de Tweede Kamer dat ook. Er is bijvoorbeeld een adviesaanvraag van de Tweede Kamer geweest met betrekking tot de wens van het volk in Noord-Irak om onafhankelijk te worden. De Koerdische bevolking heeft daarover een referendum gehouden en daaruit bleek dat het overgrote deel voorstander was van onafhankelijkheid. Ook recentelijk is door de Tweede Kamer advies gevraagd over niet-legale steun aan niet-statelijke, gewapende groepen in het buitenland. Daarop gaven wij onze juridische visie en ontwikkelden wij een kader. Dit zijn voorbeelden van de onderwerpen waarover wij ons als Commissie buigen. Per advies verschillen de werkzaamheden, de ene keer maak ik deel uit van het gedeelte van de commissie die schrijft aan het advies. De andere keer geef je hier dan jouw visie, suggesties en feedback op.

2.     Bij welke adviezen bent u het meest betrokken geweest en zijn deze openbaar?
Er zijn altijd mensen die het advies ‘trekken’ in die zin dat zij van grote invloed zijn inzake het conceptadvies, aangezien hun expertise daar het best op aansluit. Ik zal niet uitweiden bij welke adviezen ik sterker betrokken of juist minder betrokken ben geweest. Maar ik heb af en toe ook een sterkere rol gehad in het ontwikkelen van de adviezen. De afgelopen vier jaren hebben we zo’n twee tot drie adviezen per jaar uitgebracht, die allemaal publiekelijk toegankelijk zijn (zie: https://www.adviescommissievolkenrecht.nl/). Vaak staan hierbij dan ook de kabinetsreacties daarop. Actueel op dit moment is een adviesaanvraag met betrekking tot autonome wapensystemen. Hier heeft de Commissie zes jaar geleden al een advies over geschreven. Naar aanleiding van dat advies is toen toegezegd dat we later opnieuw over dit specifieke onderwerp zouden gaan adviseren omdat de technologie zich natuurlijk snel ontwikkelt. Hierover hebben we dan inmiddels ook een adviesaanvraag gekregen, dus hier gaan we binnenkort mee aan de slag. Zo werd een tijdje geleden in een opiniestuk in het NRC al verwezen naar het komende advies naar aanleiding van dit vraagstuk.

3.     Zijn de adviezen enkel gericht op Nederlandse onderwerpen of zijn deze soms ook meer internationaal gericht?
Veel adviezen gaan ook over onderwerpen die zijn aangebracht door de International Law Commission. Dit is een subsidiair orgaan van de Algemene Vergaderingen van de Verenigde Naties. Deze commissie heeft bepaalde projecten waar zij guidelines of ontwerpartikelen voor opstellen. De Nederlandse regering wordt hierin dan ook om een bepaalde positie gevraagd en dan met name wat men van dit project precies vindt. Onze Commissie geeft dan meestal een advies aan de regering voordat de regering zelf een positie inneemt. Op die manier kun je aardig zien hoe bijvoorbeeld het advies van onze Commissie aansluit op het juridische standpunt dat de Nederlandse regering inneemt binnen de Verenigde Naties.

‘Het typerende van geradicaliseerde eenlingen en ‘lone wolves’ is eigenlijk dat ze soms wel opgemerkt worden door de eigen omgeving maar dat de meeste signalen toch vaak in de bureaucratie verdwijnen en er vaak niet zoveel instrumenten zijn waarmee je deze personen kunt tegenhouden.’

4.     Er bestaat een groeiende zorg met betrekking tot radicaliserende eenlingen. Volgens deskundigen bestaat er op dit moment weinig internationale samenwerking tegen de dreiging vanuit de individueel geradicaliseerde hoek. Zij waarschuwen dan ook voor een eventuele ‘blinde vlek’ in Nederland met betrekking tot het gevaar. In hoeverre denkt u dat deze zorgen gegrond zijn?
Over een eventuele blinde vlek valt eigenlijk niet zoveel te zeggen. In zijn algemeenheid kent elke gemeenschap wel blinde vlekken qua radicaliserende personen. Het typerende van geradicaliseerde eenlingen en ‘lone wolves’ is eigenlijk dat ze soms wel opgemerkt worden door de eigen omgeving maar dat de meeste signalen toch vaak in de bureaucratie verdwijnen en er vaak niet zoveel instrumenten zijn waarmee je deze personen kunt tegenhouden. Ze zijn natuurlijk zeer gevaarlijk voor de maatschappij, zeker omdat ze vaak wel aan wapens weten te komen. Dat betekent dat ze ook de middelen hebben om veel schade aan te richten. In feite zijn eenlingen dan ook nog een stuk gevaarlijker dan mensen die wel als groep in een gemeenschap geïntegreerd zijn. Tegelijkertijd is het natuurlijk zo dat hoewel radicalisering een groot probleem is, het vaak om een hele kleine minderheid gaat. Ze brengen niet het gevaar mee de samenleving te ontwrichten, zoals in een existentiële bedreiging. Dat is anders in het geval van burgeroorlogen, wanneer je delen van de bevolking hebt die de eenheid van de staat ondermijnen. Dat zijn voor de samenleving gevaarlijkere situaties dan de radicaliserende eenlingen.

5.     Hoe ziet dit er op internationaal niveau eigenlijk uit?
Als je dit doortrekt naar internationaal recht, dan is het zo dat met name terroristische groeperingen eigenlijk altijd allang in het vizier zijn aangezien zij internationaal opereren en niet alleen lokaal. Met name na 9/11 in 2001 is er ook zicht gekomen op het idee dat terroristen ook proberen  massavernietigingswapens in handen te krijgen of deze te produceren. Om deze reden heeft de Veiligheidsraad ook resoluties aangenomen waarin besloten is dat het verboden is om bijvoorbeeld vanuit overheden massavernietigingswapens te leveren aan niet-statelijke actoren.
Als het dan gaat om radicaliserende eenlingen hebben we vooral gezien dat dit probleem ontstond als gevolg van het ontstaan van de Islamitische Staat in Syrië en Irak met het uitroepen van een wereldwijd kalifaat. Als gevolg daarvan zijn allerlei mensen die al geradicaliseerd waren afgereisd naar Syrië en Irak. Op redelijke grote schaal, met tienduizenden, vanuit Europa en andere werelddelen. Gezien wat in deze staten gebeurde zoals verkrachtingen van vrouwen, onthoofdingen van welzijnswerkers, et cetera, werd dit als heel ernstig ervaren en heeft de Veiligheidsraad als gevolg daarvan resoluties aangenomen (Resolutie 2178 en 2396 uit 2014 en 2017). In deze resoluties werden alle staten o.a. opgeroepen maatregelen te treffen tegen radicalisering, afreizen naar conflictgebieden te voorkomen en deels ook beleid te ontwikkelen inzake rehabilitatie en re-integratie van terugkerende personen uit bijvoorbeeld Syrië en Irak. Sindsdien hebben veel landen echter ook gepoogd het onmogelijk te maken voor deze eenlingen om überhaupt terug te keren.

6.     Wat voor positie heeft Nederland in deze kwestie ingenomen?
Nederland heeft bij sommige terugkerende geradicaliseerde eenlingen met een dubbele nationaliteit de tweede nationaliteit ontnomen. Dat is in beginsel onder internationaal recht toelaatbaar, omdat er nog een nationaliteit overblijft. Dit betekent natuurlijk ook dat aan mensen met maar één nationaliteit deze niet kan worden ontnomen, omdat internationaal recht in verschillende verdragen ook regels stelt tegen stateloosheid. Het idee is uiteindelijk dat deze mensen zich ook terugverplaatsen naar het land van de overgebleven nationaliteit. Het probleem is echter vaak dat die landen ook niet willen dat deze mensen terugkomen. Terwijl in mensenrechtenverdragen ook het recht is neergelegd dat je als burger altijd het recht hebt om vrijelijk het land van je eigen nationaliteit te betreden. Dit is dan ook een punt van veel discussie, omdat het vaak ook gaat om juist de vrouwen en kinderen van geradicaliseerde eenlingen die graag terug zouden willen komen.

‘In mensenrechtenverdragen is ook het recht neergelegd dat je als burger altijd het recht hebt om vrijelijk het land van je eigen nationaliteit te betreden.’

7.     Kent Nederland een juridische verplichting om te zorgen dat deze vrouwen en kinderen teruggehaald worden?
Het probleem, of eigenlijk punt van discussie, hieromtrent is dat Nederland ook weigert om bijvoorbeeld Irak of Syrië in te gaan om deze personen uit onder andere de kampen te halen waar zij vastzitten. In principe neemt Nederland in dit vraagstuk een strikt juridische positie in. Nu zich hier op dit moment strikt genomen geen Nederlandse ambassade of consulaat bevinden en het te gevaarlijk is om deze landen te betreden, stelt de Nederlandse regering dat zij dus geen verplichtingen kent om onder andere deze vrouwen en kinderen terug te halen. Juridisch denk ik dat dit in principe wel kan kloppen, maar de vraag is of dit humanitair gezien ook terecht is. In Nederland is de politiek echter geen voorstander van terugkeer en ik heb de indruk dat de regering op dit moment hierin door de Tweede Kamer ook wel door een meerderheid wordt gesteund. Maar je zou vanuit humanitaire gronden gezien wel een andere positie kunnen innemen, los van de vraag of het juridisch klopt wat de Nederlandse regering hier als standpunt inneemt. Aan de andere kant moet men natuurlijk ook beducht zijn voor de risico’s die het met zich meebrengt. Misschien is het ook wel weer beter om de regie te houden, zoals veiligheidsdeskundigen stellen, om zo als regering een oog in het zeil te kunnen houden en mensen niet alsnog via allerlei sluiproutes terugkeren en op die manier onder de radar blijven.

Melissa van der Herberg

Video
Delen

Uw naam

E-mail

Naam ontvanger

E-mail adres ontvanger

Uw bericht

Verstuur

Share

E-mail

Facebook

LinkedIn

Contact

Verstuur

Aanmelden

Meld aan