Onlangs heeft oud kinderrechter Cees de Groot samen met een beraadsgroep ‘Rechten voor het kind, ook voor de geboorte’ een concept wetsvoorstel geschreven over verplichte anticonceptie. Volgens dit concept wetsvoorstel kan de rechter tijdelijk een verplichte anticonceptie opleggen aan mensen die niet voor een toekomstig kind kunnen zorgen of een gevaar vormen voor hun ongeboren kind.1 Deze discussie is een oud en steeds terugkerend thema. Wat zijn de voor- en tegenargumenten en is het juridisch gezien wel mogelijk?
Baas in eigen buik
De overheid mag niets met jouw lichaam doen als je dat zelf niet wilt.2 Je bent dus baas over jouw eigen lichaam. Daarnaast is in zowel nationale wetten als internationale verdragen het recht op gezinsvorming beschermd. Iedereen kan dus ouder worden als hij of zij dat wil. Er is geen wet die regelt dat ‘aantoonbaar onverantwoorde’ ouders (tijdelijk) geen kinderen mogen krijgen. Kwetsbare kinderen – alle kinderen zijn kwetsbaar -, die recht hebben op ouders die in staat zijn hen op te voeden worden dus niet beschermd.
“Een recht om niet te bestaan rechtvaardigt de maatregel om verplichte anticonceptie in te voeren”
Een toekomstig kind is niet verwerkt; een ongeboren kind wel!
De anticonceptiemaatregel is luid en duidelijk een inbreuk op het fundamentele recht op voortplanting, dat onder art. 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) valt. De voorstanders van de anticonceptie maatregel vinden echter dat het recht om niet te bestaan een inbreuk rechtvaardigt.
Het recht van art. 8 EVRM is niet absoluut.3 Op art. 8 lid 1 EVRM is bijvoorbeeld, mits bij wet is voorzien, een uitzondering mogelijk indien het noodzakelijk is in een democratische samenleving en een bepaald zwaarwegend belang dient. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Maar kan een toekomstig kind aangemerkt worden als ‘een ander’? Het Europese Hof wil geen uitspraken doen over de status van het ongeboren kind. Het Hof laat ruimte voor de lidstaten om dit zelf in te vullen.4 In Nederland hebben rechters meerdere keren een ongeboren kind al wel als ‘een ander’ aangemerkt om de gedwongen opname van zwangere vrouwen te rechtvaardigen.5 Hier wordt echter op een volgend probleem gestuit want een toekomstig kind is nog niet verwekt, terwijl een ongeboren kind dat wel is. Verschillende rechtsgeleerden zijn van mening dat alleen een levensvatbare foetus als ongeboren kind aangemerkt kan worden.6 Als een levensvatbaar, ongeboren kind niet als ‘een ander’ aangemerkt kan worden, dan kan een niet-bestaand toekomstig kind dat zeker niet.7
Wetgeving of hulpverlening, wat is effectiever?
Een voorstander van preventieve maatregelen is Paul Vlaardingerbroek, hoogleraar personen- en familierecht aan de Universiteit van Tilburg8 , die vindt dat het kind een recht heeft om niet geboren te worden.9
Om dit te bewerkstelligen hoeft het niet te gaan om iets drastisch en definitiefs zoals sterilisatie, maar gaat het om tijdelijke anticonceptie. Hierbij kan gedacht worden aan een prikpil of een spiraaltje maar tegenwoordig is het medisch ook mogelijk om een chip onder de huid aan te brengen waardoor je bijvoorbeeld een jaar niet zwanger kunt worden.10
Of deze maatregel kan worden opgelegd is maatwerk. De rechter moet hierover oordelen op basis van de omstandigheden, net zoals hij nu al doet bij een uithuisplaatsing.11 Dit beroep moet gerechtvaardigd worden door het recht om niet geboren te worden.
“Je hebt het recht om niet geboren te worden”
Hier blijkt echter ook kritiek op mogelijk. Zo wordt er aangekaart dat het niet-bestaansrecht niet bestaat, zoals is uitgemaakt in het Baby Kelly-arrest.12 Alleen de ouder kan bepalen of het kind wel of niet ter wereld kan komen. Dit arrest uit 2005 richt zich op het ter wereld komen van een kind terwijl deze discussie gaat over maatregelen ter voorkoming van zwangerschappen. Als je (nog) niet bestaat, ben je (nog) geen rechtssubject. Hierdoor kan je dus eigenlijk ook niet het recht hebben om niet geboren te worden.13
Daarnaast rijst de vraag of anticonceptie het juiste middel is. Is een andere methode om vrouwen zelf op deze gedachten te laten komen niet effectiever? Volgens Mariëlle Bruning, hoogleraar jeugdrecht aan de Universiteit van Leiden is hulpverlening bieden in deze gevallen beter.14
Er is dus nog veel discussie in onze maatschappij over dit onvoorstelbaar weerbarstige onderwerp. Aan de ene kant kan het in sommige gevallen wenselijk zijn om verplichte anticonceptie voor te schrijven. Aan de andere kant is het niet verenigbaar gebleken met ons huidige recht. Of het recht om niet geboren te worden of de verplichte anticonceptie er ooit komen zal nog veel discussie blijven vergen.
Eva van Schaik