De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan
In de onderhavige zaak was de tenlastelegging als volgt: “Dat hij in de periode van 9 december 2015 tot en met 23 december 2015 te Someren en/of een of meerdere (andere) plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, zonder registratie een (bulk)hoeveelheid van ongeveer 200 kilogram ketamine, in elk geval een werkzame stof, heeft bereid en/of ingevoerd en/of afgeleverd en/of uitgevoerd en/of verhandeld”.1 De rechtbank beoordeelt in navolging de bewijsmiddelen en acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Allereerst behandelt de rechtbank de uitspraak van de verdachte. Door de verdachte werd verklaard dat hij een onbekende man in een café heeft ontmoet en voor deze man het calciumcarbonaat in ontvangst zou nemen. De rechtbank hecht weinig waarde aan deze verklaring. Ten eerste omdat deze ‘onbekende man’ de verdachte wel bij naam kent en weet dat verdachte een dakdekkersbedrijf heeft.2 Ten tweede ging de verdachte, zonder enig onderzoek naar de achtergrond van de “onbekende” man, akkoord met de levering van 18.080 kilogram calciumcarbonaat tegen betaling van 500 euro.3 Ten derde stonden op alle vervoersdocumenten de naam van de verdachte en is er voortijdig telefonisch contact geweest vanuit Pakistan om te waarschuwen dat de levering eraan kwam.4 Om bovenstaande redenen hecht de rechtbank geen geloof aan de verklaring van de verdachte. Uit de gedachtegang van de rechtbank blijkt al duidelijk dat zij niet alleen de verdachte’s verklaring ongeloofwaardig vindt maar ook dat de verdachte moet hebben geweten dat er niet alleen calciumcarbonaat geleverd werd. De rechtbank gebruikt daarom bovenstaande redenering om ook de opzet vast te stellen.5 Vervolgens acht de rechtbank na de bijgevoegde bewijsmiddelen6 beoordeeld te hebben, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte “in de periode van 9 december 2015 tot en met 23 december 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, zonder registratie een (bulk)hoeveelheid van ongeveer 200 kilogram ketamine heeft ingevoerd en afgeleverd.”7
”Uit het requisitoir blijkt dat de officier van justitie bij de strafeis in aanmerking heeft genomen dat de ketamine waarschijnlijk als partydrug gebruikt ging worden.8 Hierdoor loopt de waarde op tot ongeveer 30 à 40 euro per gram en dit maakt dat het om een totaalwaarde van 6 á 8 miljoen euro gaat”
Narcose- en verdovingsmiddel?
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Uit het requisitoir blijkt dat de officier van justitie bij de strafeis in aanmerking heeft genomen dat de ketamine waarschijnlijk als partydrug gebruikt ging worden.8 Hierdoor loopt de waarde op tot ongeveer 30 à 40 euro per gram en dit maakt dat het om een totaalwaarde van 6 á 8 miljoen euro gaat. Hierom lijkt de officier van justitie aansluiting gezocht te hebben bij de straffen die doorgaans bij de opiumdelicten worden opgelegd. De bescherming van de volksgezondheid is daarnaast volgens de officier van justitie in het bijzonder van belang.
De rechtbank geeft echter onmiddellijk aan dat het in dit verband om een opzettelijke overtreding van artikel 38 van de Geneesmiddelenwet gaat. De reden hiervoor is simpelweg omdat ketamine niet onder de Opiumwet valt. ketamine wordt in Nederland gebruikt als narcose- en verdovingsmiddel bij zowel mens als dier. De rechtbank gaat hier in de uitspraak verder niet op in, kennelijk acht zij dit duidelijk.
Niet onder Opiumwet, wel onder Geneesmiddelenwet?
De rechtbank gaat vervolgens over tot de beoordeling van de strafbaarheid onder artikel 38 van de Geneesmiddelenwet. Dat het ten laste gelegde feit wordt beoordeeld onder artikel 38 van de Geneesmiddelenwet en niet onder de Opiumwet is op zichzelf geen verklaring voor de lage straf. Artikel 38 Geneesmiddelenwet biedt de rechter namelijk de mogelijkheid om een maximale straf op te leggen van 6 jaar of een boete van de vijfde categorie. Dus waarom kwam de rechter dan toch tot die marginale 240 uur taakstraf? Dat heeft te maken met de preambule en de wetshistorie van de Geneesmiddelenwet. Artikel 38 van de Geneesmiddelenwet is opgenomen in hoofdstuk 3a van de Geneesmiddelenwet, getiteld ‘Fabrikanten en groothandelaars van werkzame stoffen’. Dit hoofdstuk is op 10 december 2013 in werking getreden en vormt onderdeel van de implementatie van richtlijn 2011/62.9 De considerans van deze richtlijn geeft als hoofddoel het weren van de illegale of onzuivere medicijnen van de legale markt. De Geneesmiddelenwet is bedoeld om de legale markt te beschermen en om de kwaliteit van de medicijnen te kunnen garanderen.10 Daarnaast noemt de memorie van toelichting bij de implementatiewet hoe belangrijk het is dat consumenten erop moeten kunnen vertrouwen dat de legale markt in ieder geval ‘schoon’ is van onzuivere medicijnen en dat ook blijft in de toekomst.11
Tevens zegt de memorie van toelichting het volgende: “Richtlijn 2011/62 beoogt dus niet specifiek het tegengaan van de handel in geneesmiddelen via illegale circuits, hoe ongewenst die handel op zichzelf genomen ook is. De richtlijn stelt voornamelijk aanvullende regels met het oog op het versterken van de legale keten.”12
Gevaar voor legale markt?
Artikel 38 van de Geneesmiddelenwet is dus niet bedoeld om illegale handel in ketamine te bestrijden. Zo kan de conclusie getrokken worden dat vooral gekeken moet worden of de ketamine een gevaar vormt voor de legale markt en daarmee indirect voor de volksgezondheid. De rechtbank beoordeelt de dreiging en geeft het volgende oordeel: “Het is dan ook tegen deze achtergrond dat de rechtbank de strafwaardigheid van het handelen van verdachte dient te beoordelen. Dat de in dit geval aan de orde zijnde werkzame stof – te weten ketamine – kennelijk ook als roesmiddel (of ‘partydrug’) kan worden gebruikt, neemt de rechtbank bij het bepalen van de straf niet in aanmerking, nu van een strafbaarstelling van dit middel onder de Opiumwet geen sprake is. Voorts is op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niets gebleken van mogelijke schadelijkheid voor de volksgezondheid van dergelijk gebruik van ketamine. Dit betekent dat de rechtbank een andere en aanmerkelijk lagere straf zal opleggen dan door de officier van justitie is geëist.”13
De rechtbank vult aan met de opmerking dat zij weinig inzicht heeft gekregen in de uiteindelijke bestemming van de ketamine omdat de verdachte constant ontkennend is geweest. Kortom, de verdachte heeft enkel een ongereguleerde werkzame stof ingevoerd als bedoeld in artikel 38 van de Geneesmiddelenwet.
”Dat de in dit geval aan de orde zijnde werkzame stof – te weten ketamine – kennelijk ook als roesmiddel (of ‘partydrug’) kan worden gebruikt, neemt de rechtbank bij het bepalen van de straf niet in aanmerking, nu van een strafbaarstelling van dit middel onder de Opiumwet geen sprake is”
Conclusie: geen drugshandel!
Wanneer je de bovenstaande redenering volgt is de 240 uur taakstraf in mijn optiek zeker niet onredelijk. Bij de handel in ketamine is nu eenmaal geen sprake van een strafbaarstelling onder de Opiumwet, wat betekent dat het hier niet om illegale drugshandel gaat. Het feit dat een hoop jongeren ketamine als partydrug gebruiken doet daar uiteraard niet aan af. Zou immers het gebruik van een product als maatstaf worden genomen bij de vraag of iets een drug is dan zou een gemiddeld restaurant zich schuldig maken aan het inkopen van drugs. Koolzuurpatronen voor slagroombussen worden namelijk veelvuldig gebruikt om ‘lachgasballonnetjes’ te vullen. De rechtbank is dus terecht over het argument heen gestapt dat het wellicht als drugs gebruikt kan worden. Dat het bij veel mensen voor verontwaardiging heeft gezorgd is echter wel begrijpelijk. Ketamine wordt vooral als drugs gezien waardoor deze zaak al gauw de stempel ‘illegale drugshandel’ krijgt. Indien ketamine strafbaar zou zijn onder de Opiumwet dan zou 240 uur taakstraf voor het invoeren van 200 kilogram, van welke drugs dan ook, erg laag zijn. Kortom, ketamine valt niet onder de Opiumwet en is daarom juridisch gezien geen drugs. Een straf opleggen die je voornamelijk bij opiumdelicten ziet zou dan onredelijk zijn. Pas als ketamine onder de werking van de Opiumwet gaat vallen gaan er straffen opgelegd worden die passen bij een opiumdelict. Tot die tijd is de opgelegde straf in deze zaak een niet meer dan normale straf.
Joran Kuperus