Het verhaal begint met klanten van ING die een bedrijfshypotheek met variabele rente afsloten. Die rente bestaat onder andere uit een variabele risico-opslag. ING berekent deze opslag door, kort gezegd, te kijken naar de gemaakte kosten.2 Zijn die kosten hoger, dan stijgt de risico-opslag en moeten klanten meer rente betalen. Dat is ook precies wat er gebeurde. Klanten met een bedrijfshypotheek kregen een brief waarin ING uitlegt dat de stijgende kosten leiden tot een verhoging van de rente.
“Tot op heden zijn deze stijgende kosten niet aan u doorberekend in de variabele opslag. Onze tarieven voor de variabele rente zijn hierdoor niet meer kostendekkend. Nu deze kostenstijgingen een structureel karakter hebben gekregen, verwerken wij deze in onze tarieven die daarmee een marktconform niveau krijgen.”
Enkele klanten pikten dit niet en stapten naar de rechter. Daar stelde ING zich op het standpunt dat art. 4 van de algemene voorwaarden de bank het recht gaf de rente te wijzigen. Lees en oordeel zelf:
“Indien de bank van zijn recht om het rentepercentage en/of de voorwaarden van deze overeenkomst te wijzigen, gebruik maakt, dient de bank hiervan ten minste twee weken voor de afloop van desbetreffende termijn kennis te geven aan cliënt.”
De rechtbank Amsterdam oordeelde in twee afzonderlijke zaken dat het bovenstaande niet betekent dat ING de rente mag verhogen. De rechtbank oordeelde als volgt:
“In artikel 4 van de algemene voorwaarden is alleen bepaald op welke wijze de bank gebruik moet maken van haar recht om het rentepercentage en/of de voorwaarden van de overeenkomst te wijzigen en wat daarvan de gevolgen zijn. Ook hier is de wijzigingsbevoegdheid hoogstens verondersteld, maar niet bedongen.”
Kortom, ING heeft niet afgesproken dat ze de rente mag wijzigen, er is alleen opgeschreven hoe ze de rente mag wijzigen. ING is dus vergeten op te schrijven dat zij de rente mocht verhogen. Foutje.
Als tweede verweer voert de bank aan dat de ‘betaalde rente gedurende de looptijd van een langlopende financiering op enig moment niet meer in verhouding staat tot de kosten van de bank om het krediet aan te bieden.’3 De bank mocht er dan ook gerechtvaardigd op vertrouwen dat de opslagwijzigingsbevoegdheid was overeengekomen.4
Deze redenering komt op het volgende neer: ‘Dat wij verlies lijden omdat wij de rente niet mogen verhogen is niet de bedoeling. Dus moet er maar aangenomen worden dat wij een wijzigingsbevoegdheid zijn overeengekomen.’
De rechtbank is snel klaar met de redenering van ING en overweegt: “De redenering van de bank komt erop neer dat een uitleg van de overeenkomst die leidt tot een verlieslatende situatie voor de bank per definitie onredelijk is, hetgeen in zijn algemeenheid niet kan worden aangenomen.”5 Het is overigens goed om te weten dat ING in 2015 2,5 miljard euro uitkeerde aan haar aandeelhouders.6 Met die verliezen valt het dus wel mee.
ING legt zich niet neer bij de uitspraken en gaat in hoger beroep.7 Voor de bank staat het nodige op het spel. Wil zij geen grote verliezen draaien op haar hypotheken, dan moet het hoger beroep slagen. Wat er in hoger beroep zal gebeuren is moeilijk te zeggen. Maar een ding is zeker. Iemand op de juridische afdeling van ING kan een heel pittig evaluatiegesprek tegemoet zien.
Wessel de Weijer