De moord op advocaat Derk Wiersum plaatste de ‘war on drugs’ weer bovenaan op de politieke agenda. Wiersum stond de kroongetuige bij in de zaak tegen Ridouan Taghi, bekend als grote cocaïnehandelaar en verdachte van meerdere liquidaties.1 Het bleef echter niet bij deze verschrikkelijke gebeurtenis: al eerder werd de broer van de kroongetuige geliquideerd en deze zomer volgde er nóg een liquidatie, ditmaal was het slachtoffer Peter R de Vries.2 Hierdoor vatte de discussie rondom een strenger drugsbeleid opnieuw vlam, omdat vermoed wordt dat dit moorddadige geweld uit kringen rond Ridouan Taghi afkomstig is.
In de strijd tegen de groei van het drugsgebruik en de groei van de misdaad daaromheen ziet D66 een uitweg in het reguleren van drugs en daarmee staat zij lijnrecht tegenover Grapperhaus. D66 heeft afgelopen jaar een manifest opgesteld waarin gepleit wordt voor regulering van bepaalde drugs, zoals XTC en paddo’s.3 Hiermee wil de partij bereiken dat er voorwaarden worden gesteld aan de productie en de verkoop, per type drugs. Het kabinet wordt opgeroepen verder na te denken over de wet- en regelgeving omtrent drugs.
Onze Opiumwet
Pas in 1919 kwam onze Opiumwet tot stand. Daarvoor bestond er in zijn geheel geen wetgeving omtrent drugs. In 1976 werd uiteindelijk een onderscheid gemaakt tussen harddrugs op lijst 1, en softdrugs op lijst 2.4 Hierbij werden softdrugs onder voorwaarden gedoogd. Onder softdrugs vallen hasj, wiet en bepaalde slaapmiddelen. Alle overige drugs vallen onder de categorie harddrugs en gaan volgens de wetgever gepaard met een ‘onaanvaardbaar risico voor de gezondheid bij gebruik’.
In de Opiumwet zijn verschillende handelingen omtrent drugs strafbaar gesteld, zoals de productie, de handel en het bezit. Binnen onze wetgeving en de handhaving hiervan vallen er twee zaken op: zo is het gebruik níet strafbaar gesteld en is onder voorwaarden sprake van een gedoogbeleid bij softdrugs. Het gebruik is niet strafbaar gesteld omdat hulpverlening in dat geval centraal moet staan. De wetgever wil de gebruiker niet criminaliseren, maar juist hulp aanbieden.5
Gedoogbeleid: gas geven en remmen
Daarnaast is het gedoogbeleid opvallend: bepaalde handelingen worden bewust niet vervolgd. Het verkopen van softdrugs is verboden volgens onze wet, maar er wordt niet tot vervolging overgegaan indien coffeeshops zich aan bepaalde voorwaarden houden. Dit is ontstaan doordat het gebruik van softdrugs te groot was voor een effectieve handhaving – het was dweilen met de kraan open.6 Achter het gedoogbeleid schuilt ook de hoop dat gebruikers minder gauw overstappen naar harddrugs waarmee ernstigere drugsproblemen zouden kunnen ontstaan.7
Legaliseren of juist niet?
Het vraagstuk omtrent de legalisering van drugs is complexer en minder zwart-wit dan soms gedacht wordt. Er kan gedoeld worden op volledige legalisatie: drugs vrijgeven op de markt, maar ook op een bepaalde vorm van regulering: het vrijgeven van drugs onder bepaalde voorwaarden of dit alleen toestaan vanuit de overheid.
Door deze complexiteit is het onmogelijk alle standpunten precies weer te geven, maar de argumenten zijn wel grofweg in drie belangrijke thema’s in te delen, namelijk volksgezondheid, criminaliteit en natuurlijk: de war on drugs.8
Voorstanders
Voorstanders verwachten dat legalisatie uiteindelijk zal bijdragen aan de volksgezondheid. Door legalisering kunnen regels worden gesteld aan het product of aan de verkoop, zoals een verplichte bijsluiter. Daarnaast beargumenteren zij dat de criminaliteit zal dalen, aangezien drugs dan op een alternatieve, legale manier verkregen kunnen worden.9 Tot slot vinden de voorstanders dit een goed einde van de war on drugs. Het geld dat nu belandt bij politie en justitie ter bestrijding, kan dan anders worden besteed. Sterker nog: het kan zelfs meer werkgelegenheid opleveren.10
“We kunnen niet ontkennen dat er misschien wel miljoenen mensen af en toe drugs gebruiken. Daar moeten we mee omgaan.” – Peter R. de Vries.
Tegenstanders
Tegenstanders zien het vaak net andersom. Zij verwachten dat het schadelijk is voor de volksgezondheid, omdat legalisering een verkeerd signaal kan afgeven en gebruik hierdoor zal toenemen.11 In een afname van de criminaliteit geloven zij vaak ook niet: zij verwachten dat criminelen op zoek gaan naar ander illegaal werk. Bovendien vinden zij dit een verkeerde aanpak in het kader van de war on drugs. Dit zouden we niet gewonnen moeten geven simpelweg omdat het veel geld kost.12
Wat vinden misdaadverslaggevers?
Zelfs bij de twee bekendste misdaadverslaggevers van ons land lopen de meningen sterk uiteen. Het eerdergenoemde manifest van D66 is door Peter
R. de Vries onderschreven. Hij was een groot voorstander van het legaliseren van drugs. Volgens hem was de war on drugs al lang geleden verloren en leidde het enkel tot weggegooid geld. “Het beleid nu – repressie en dus inzetten op strafrechtelijke vervolging – is niet de oplossing. Het kabinet zou drugsgebruik meer als gezondheidsprobleem kunnen zien en meer in voorlichting moeten investeren.”13
Aan de andere kant van het spectrum staat John van den Heuvel. Hij is bang dat het drugsgebruik juist verder zal toenemen bij de legalisatie ervan. “Je moet bij een jonge generatie echt niet het beeld laten rijzen dat gebruik normaal is. Dat hebben wij als oudere generatie nu wel gedaan. Als de overheid dan ook nog gaat zeggen: geef maar vrij, dan is er totaal geen rem meer.”14
Minder suggereren, meer onderzoek
Zoals geschetst zijn er vele manieren om naar dit probleem te kijken. Wat echter in veel minder groten getale voorkomt, zijn wetenschappelijke onderzoeken naar de legalisering of regulering van drugs. Weinig instellingen of overheden hebben hierin geïnvesteerd.15 Dit zal dan ook een juiste, eerste stap zijn: laat het kabinet open en onpartijdig onderzoeken wat voor soorten beleid omtrent drugs mogelijk zijn en welke gevolgen dit zou kunnen hebben. Pas daarna komen we toe aan de discussie omtrent de war on drugs.
Marieke Schunselaar