“Lik op stuk. Geen geldboete, geen taakstraf, maar de bak in.” luidde de tweet van demissionair minister voor Rechtsbescherming Sander Dekker na aanname van de Wet uitbreiding taakstrafverbod.1 Op 2 februari jl. werd deze wet met een nipte meerderheid aangenomen door de Tweede Kamer. Geweldplegers mogen géén taakstraffen meer opgelegd krijgen voor hun daden waarbij zij geweld gebruiken tegen hulpverleners. Hoewel de minister lovend spreekt over de wetswijziging, uit menig jurist juist luid zijn of haar ongenoegen.2 Op het eerste opzicht doet het besluit zich voor als een welkome uitbreiding van het taakstrafverbod: alle geweldplegers tegen hulpdiensten worden met harde hand linea recta achter het tralies gezet. Maar vanuit een juridisch en democratisch perspectief valt het te betwijfelen of de wetgever hiermee wel de juiste weg is ingeslagen.3 De Eerste Kamer moet het wetsvoorstel nog behandelen.
Politiek wil uitbreiding van bestaand verbod
Met aanname van het wetsvoorstel wordt beoogd het huidige taakstrafverbod (artikel 22b Sr) voor geweld- en zedenmisdrijven uit te breiden naar elke vorm van geweld tegen personen in de uitoefening van een publieke taak in het kader van de handhaving van de orde of veiligheid. Hieronder vallen onder meer medewerkers van de politie, brandweer, ambulance, boa’s en andere publieke handhavers van de openbare orde en veiligheid. De uitbreiding van het taakstrafverbod houdt concreet in dat voor plegers van enige vorm van fysiek geweld tegen bovengenoemde hulpverleners een louter ‘kale taakstraf’ niet kan volstaan.4 In plaats daarvan impliceert de wet dat de strafmaat in elk geval uit een celstraf moet bestaan. Er kan dan ook worden gesproken over een vrijheidsstrafgebod.5 Ook een poging tot geweld valt ingevolge de uitbreiding onder het taakstrafverbod.6
‘Een rechter dient te allen tijde maatwerk af te leveren bij het rechtspreken’
Recht als maatwerk in gevaar
Menig jurist vraagt zich intussen af of het wetsvoorstel wel een weldoordacht idee is. Rechters dienen namelijk te allen tijde maatwerk af te leveren bij het rechtspreken. Elk individueel geval dient afzonderlijk beoordeeld te worden, waarbij alle omstandigheden in acht moeten worden genomen bij het eindoordeel. Met name feitelijke en persoonlijke omstandigheden kunnen zwaar wegen in een dergelijk proces.7 Met betrekking tot dit wetsvoorstel zou het betekenen dat iemand die voor het eerst met justitie in aanraking komt direct achter slot en grendel belandt, ongeacht de ernst van het vergrijp. De directe en toekomstige (persoonlijke) gevolgen van een gevangenisstraf kunnen desastreus uitpakken voor iemand met een wellicht relatief bescheiden primeur bij justitie. Met name in dit soort gevallen is het van belang dat de rechter een passend eindoordeel kan vellen waarbij aan de belangen van de verdachte ook een wezenlijk gewicht wordt toegekend.
Haaks op de leer van de trias politica
Ook vanuit een meer democratisch perspectief is het wetsvoorstel niet in lijn met onze staatsinrichting. Het staat namelijk haaks op de leer van de trias politica.[1] In de Nederlandse rechtsstaat kennen we drie machten: uitvoerende macht, rechtsprekende macht en wetgevende macht. Deze drie machten opereren afzonderlijk van elkaar, maar hebben wel de bevoegdheid om controle op elkaar uit te oefenen Zo wordt een systeem van ‘checks and balances’ in stand gehouden: door elkaar te controleren wordt er een balans gecreëerd tussen de machten waardoor een dictatoriaal stelsel, waar alle drie de machten in handen van één persoon/groep ligt, wordt vermeden.
Deze nieuwe wet zorgt ervoor dat de wetgever gaat bepalen wat voor straffen erop gelegd moeten worden voor een bepaald vergrijp. De wetgever gaat als het ware op de stoel van de rechter zitten, waardoor dit in het kader van de scheiding der machten als ongewenst moet worden aangemerkt.
Deskundigen: hogere straf is niet de oplossing
De achterliggende gedachte van het wetsvoorstel is duidelijk: geweld tegen hulpverleners moet met harde hand neergeslagen worden.9 Door zwaardere sancties op te leggen wil de wetgever repressief optreden. Desondanks blijkt uit de praktijk dat een dergelijke verzwaarde strafdreiging weinig nut heeft. Bij impulsdelicten – waarbij iemand eerst iets doet en dan pas nadenkt – heeft een strafverzwaring geen zin, aldus onder meer hoogleraar Henny Sackers.10 Met name bij geweldspleging tegen hulpverleners is te zien dat in het gros van de gevallen wordt gehandeld uit emotie, waardoor de eventuele strafrechtelijke sancties hun afschrikkende werking verliezen.11
Een hogere straf kan bovendien ook een averechtse werking hebben. Zoals eerder is besproken, kan een gevangenisstraf ook ingrijpende persoonlijke gevolgen hebben.12 Als gevolg van een gevangenisstraf kan een veroordeelde bijvoorbeeld zijn huis, relatie of werk verliezen. Dit soort omstandigheden kunnen ertoe leiden dat een veroordeelde nog dieper in de put geraakt. De kans op recidive of ander crimineel gedrag neemt hierdoor juist toe.
‘Hogere straffen hebben geen nut bij impulsdelicten – Henny Sackers’
Eerder vloek dan zegen voor de rechtsstaat
Op het eerste gezicht lijkt het wetsvoorstel als een zegen te komen om het geweld tegen onze hulpverleners hardhandig af te slaan. Echter toont de keerzijde van de medaille dat de kwestie genuanceerder ligt. Doordat de wetgever de strafmaat gaat bepalen, wordt de mogelijkheid tot maatwerk van de rechter beperkt. De omstandigheden van het geval gaan een meer ondergeschikte rol spelen bij de beoordeling. Doordat de wetgever de strafmaat bepaalt komt het fundamentele principe van de trias politica duidelijk in het gedrang. Daarnaast blijkt in de praktijk dat hoge straffen weinig tot geen nut hebben in dit soort situaties.
Het gehele wetsvoorstel komt over als een vorm van symboolpolitiek.13 De politiek wil aan de bevolking – zijnde de kiezers in maart – duidelijk maken dat zij geweld tegen hulpverleners niet tolereert en hiermee korte metten maakt. De politiek gaat hiermee voorbij aan de gevolgen voor de rechtsorde en het nut voor de samenleving. Lettend op de mogelijke effecten is het wetsvoorstel eerder een vloek dan een zegen voor onze rechtsstaat.
Soner Korucu