Voorontwerp geschillenregeling, kat in de zak?

Lees verder

Afgelopen februari mocht ik aanwezig zijn bij een zaak in het kader van corporate litigation, aanhangig bij de Ondernemingskamer. Bij de betrokken onderneming waren de verhoudingen tussen aandeelhouders duurzaam en ernstig verstoord, verdere samenwerking was blijvend onmogelijk. Partijen wilden graag uit elkaar, maar konden het niet eens worden over de prijs van het aandelenpakket. De oud-directeur voelde er niets voor om €15,7 miljoen te betalen aan de grootaandeelhouder.

De partijen in deze zaak maakten echter geen gebruik van de geschillenregeling[1], maar van het enquêterecht[2]. Terwijl het doel van de geschillenregeling juist is om aandeelhoudersgeschillen te beslechten; het geeft aandeelhouders de mogelijkheid om uit elkaar te gaan. In de praktijk blijkt de geschillenprocedure weinig populair en wordt er door partijen weinig gebruik van gemaakt. In 2018 waren er slechts zeven uitspraken van rechtbanken te noteren. Dat staat in schril contrast met het aantal enquêteprocedures. In 2018 werden er bijna honderd nieuwe enquêteprocedures gestart. Daar lagen met regelmaat hoogoplopende aandeelhoudergeschillen aan ten grondslag.[3] Bij de wetgever ligt nu een wetsontwerp voor aanpassing van de geschillenregeling op tafel. Wat zijn de knelpunten van de huidige geschillenregeling, verhelpt het wetsvoorstel deze mankementen en wat is de mening van deskundigen over de aanpassing?

Geschillenregeling onaantrekkelijk

De geschillenregeling is het laatste redmiddel om conflicten tussen aandeelhouders op te lossen zonder het voortbestaan van de onderneming in het gedrang te brengen.[4] Door middel van de geschillenregeling kan een aandeelhouder een andere aandeelhouder dwingen om zijn aandelen over te nemen of om zijn aandelen aan de ander over te dragen.

De geschillenregeling is van toepassing op de besloten vennootschap en bepaalde naamloze vennootschappen en kan worden ingesteld door aandeelhouders die ten minste één derde van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen.[5] Het belang van de vennootschap staat hierbij centraal. De aandeelhouder kan ervoor kiezen om de andere aandeelhouder uit te stoten of om zelf uit de vennootschap te treden. Uitstoting is een vergaande en ingrijpende maatregel omdat hiermee het eigendomsrecht van de aandeelhouder wordt aangetast; de aandeelhouder wordt gedwongen uitgekocht.[6] In de dagvaardingsprocedure moet er sprake zijn van handelingen van een aandeelhouder en moet er voldaan worden aan de redelijkheidstoets om voor de geschillenregeling in aanmerking te komen. De handelingen moeten daadwerkelijk in de hoedanigheid van een aandeelhouder worden gedaan, bijvoorbeeld de wijze waarop hij zijn stemrecht uitoefent, maar niet de beslissingen die hij als bestuurder neemt. De redelijkheidstoets houdt in dat het vennootschappelijk belang zodanig is geschaad dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet kan worden geduld of gevergd. Deze eis wordt strikt uitgelegd en het is lastig om er in de praktijk aan te voldoen.

In 2018 waren er slechts 7 geschillenprocedures, wat in schril contrast staat met de 100 enquêteprocedures.

Waarom is de huidige geschillenregeling nu zo onaantrekkelijk? De voornaamste knelpunten zijn de hoge lat voor toewijzing en dat de procedure lang duurt. Een aandeelhouder moet het wel erg bont maken voordat de rechter wil ingrijpen. Wat daarbij niet helpt is dat die aandeelhouder zich ook écht als aandeelhouder moet misdragen. De aandeelhouder die de eigen vennootschap beconcurreert, iets wat men meestal niet als aandeelhouder doet, heeft van de geschillenregeling vaak weinig te vrezen. Hetzelfde geldt wanneer sprake is van bestuurlijk wangedrag. Dat doet men vrijwel altijd als bestuurder en niet als aandeelhouder.

De Wet Aanpassing Geschillenregeling: effectiever?

Het voorontwerp beoogt de geschillenregelingprocedure effectiever te maken. Zij voorziet erin de gronden tot uitstoting en uittreding van een aandeelhouder uit de vennootschap te verruimen. Daarnaast beoogt de regeling een verkorting van de doorlooptijd via de introductie van een vereenvoudigde geschillenregelingprocedure, die kan worden gestart nadat de Ondernemingskamer een oordeel over wanbeleid heeft uitgesproken.[7] De belangrijkste wijziging in het voorontwerp betreft de reikwijdte van de geschillenregeling. Onder het huidige recht kunnen alleen gedragingen verricht in de hoedanigheid van aandeelhouder leiden tot vervulling van het criterium van uitstoting. In het voorontwerp wordt deze beperking opgeheven met als gevolg dat elke gedraging van een aandeelhouder die de vennootschap schaadt, een geldige reden kan zijn voor gedwongen uitstoting.

RUG: er is een alternatief

De Rijksuniversiteit Groningen heeft namens het Instituut voor Ondernemingsrecht gereageerd op het voorontwerp. De conclusie is dat de introductie van een vereenvoudigde geschillenprocedure niet zinvol is. De voorgestelde route is nodeloos omslachtig en daardoor voor partijen mogelijk kostenverhogend. De aandeelhouder die wil uittreden of een medeaandeelhouder wil uitstoten, dient namelijk een volledige enquêteprocedure te doorlopen vóórdat hij een vereenvoudigde geschillenprocedure kan beginnen.[8] De juristen van de RUG voeren een andere mogelijke oplossing aan. Het Instituut van Ondernemingsrecht is van mening dat uitstoting en uittreding als voorzieningen moeten worden opgenomen in artikel 2:356 BW. Ze vinden dat de enquêteprocedure daarvoor ook voldoende processuele waarborgen kent.[9]

 

Houthoff: verruiming gewenst

Houthoff heeft het voorontwerp ook van commentaar voorzien. Zij gaan onder meer in op de verruiming van de reikwijdte van de geschillenregeling, waarbij de handelingen niet per definitie in de hoedanigheid van aandeelhouder hoeven te zijn. Houthoff is een voorstander van de verruiming, maar pleit ervoor dat in de Memorie van Toelichting nadere richting wordt gegeven aan het uitstotingscriterium. Dit zou de praktijk dienen en wellicht ook geschillen over de juiste toepassing van het criterium kunnen voorkomen.[10] Aangezien uitstoting neerkomt op onvrijwillige ontneming van het eigendomsrecht, moet de rechter hierbij toetsen of de uitstoting met het oog op het te beschermen belang van de vennootschap noodzakelijk en proportioneel is. Ondanks de verruiming van het toepassingsbereik van de geschillenregeling kan deze terughoudende toets gewaarborgd blijven door de geldende drempel (verschaffing van ten minste één derde van het kapitaal) en de redelijkheidstoets.[11]

De belangrijkste wijziging in het voorontwerp betreft de reikwijdte van de geschillenregeling.
Conclusie

De twee voornaamste zwaktes van de huidige geschillenregeling zijn de lange doorlooptijd en de eis van gedragingen in de hoedanigheid van aandeelhouder. Door de Wet aanpassing geschillenregeling wordt de beperkende eis weggenomen. Voortaan kan de rechter gedragingen van een aandeelhouder in een andere hoedanigheid (zoals die van bestuurder) meenemen in zijn belangenafweging. Dit is een positieve ontwikkeling die de lat voor toewijzing verlaagt. Het valt echter te betwijfelen of de geschillenprocedure toegankelijker wordt, aangezien de doorlooptijd nog steeds lang kan zijn en er aanzienlijke kosten mee gepaard kunnen gaan.

 

Door de versoepelde criteria voor toewijzing van vorderingen tot uitstoting en uittreding worden de eerste stappen in de goede richting gezet. Of de partijen van de zaak die ik bijwoonde in de toekomst wél voor de geschillenregeling zouden kiezen, dat is nog maar de vraag. Met het ontwerpvoorstel lijkt een effectievere geschillenregeling dichterbij te komen, maar of het tot een daadwerkelijke wetswijziging en verbetering zal leiden, moet nog blijken.

 

Celeste Herwig
Voetnoten

[1] Artikel 2:335 en verder Burgerlijk Wetboek (BW).

[2] Artikel 2:344 en verder BW.

[3] R. de Mol, ‘Wetsvoorstel aanpassing geschillenregeling: de olifant in de (Ondernemings)kamer’, BarentsKrans 3 september 2019.

[4] De geschillenregeling is te vinden in artikel 3:334 tot en met 3:343c BW.

[5] Artikel 3:335 en 3:336 BW.

[6] Eigendomsrecht is het meest omvattende recht dat iemand op een zaak kan hebben.

[7] Concept-MvT 2019, paragraaf 1.

[8] Instituut voor Ondernemingsrecht, ‘Reactie op Voorontwerp Wet aanpassing geschillenregeling en verduidelijking ontvankelijkheidseisen enquêteprocedure’, 21 november 2019,  paragraaf 1.2.

[9] Instituut voor Ondernemingsrecht, ‘Reactie op Voorontwerp Wet aanpassing geschillenregeling en verduidelijking ontvankelijkheidseisen enquêteprocedure’, 21 november 2019,  paragraaf 1.3.

[10] Houthoff, ‘Reactie op het Voorontwerp Wet aanpassing geschillenregeling en verduidelijking ontvankelijkheidseisen  enquêteprocedure’, 22 november 2019, paragraaf 2.3.

[11] Houthoff, ‘Reactie op het Voorontwerp Wet aanpassing geschillenregeling en verduidelijking ontvankelijkheidseisen  enquêteprocedure’, 22 november 2019, paragraaf 2.4.

Video
Delen

Uw naam

E-mail

Naam ontvanger

E-mail adres ontvanger

Uw bericht

Verstuur

Share

E-mail

Facebook

LinkedIn

Contact

Verstuur

Aanmelden

Meld aan