Op 10 oktober wordt op Curaçao jaarlijks ‘dia di Korsou’ gevierd. Deze dag is een belangrijke dag voor de inwoners. In 2010 vond binnen het kader van het Statuut namelijk een ingrijpende verandering plaats. Deze datum markeert het einde van de ‘Nederlandse Antillen’. De voormalige Nederlandse Antillen werden gesplitst in twee landen en drie eilanden. Bonaire, Sint-Eustatius en Saba werden openbare lichamen (bijzondere gemeenten) binnen het Nederlandse staatsbestel, Curaçao en Sint-Maarten verkregen de status van autonome landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Hiermee volgden zij het voorbeeld van het eiland Aruba, dat al een ‘status aparte’ had sinds 1986. De bijzondere datum: 10-10-‘10 is de kroon op het voeren van een lang proces. Daarnaast bracht deze ingrijpende wijziging ook grote juridische gevolgen met zich mee.
Het begon al in de Tweede Wereldoorlog. De eilanden hadden een economische en een strategische rol tijdens de oorlog. Hierdoor groeide het zelfbewustzijn van de burgers van de eilanden en daarmee ook het verlangen naar meer invloed op het eigen bestuur.[1] De Nederlandse Regering in ballingschap beloofde vanuit Londen hervormingen zodra de oorlog zou zijn afgelopen. Koningin Wilhelmina kondigde tijdens haar beroemde radiotoespraak van 6 december 1942 aan: ‘zonder vooruit te loopen op de adviezen der rijksconferentie’ een rijksverband in het vooruitzicht, ‘waarin Nederland, Indonesië, Suriname en Curaçao tezamen deel zullen hebben, terwijl zij ieder op zichzelf de eigen, inwendige aangelegenheden in zelfstandigheid en steunend op eigen kracht, doch met den wil elkander bij te staan, te zullen behartigen.’ [2]
Uiteindelijk waren er meerdere commissies en ronde tafel-conferenties nodig voordat in oktober 1948 een redactiecommissie met het ontwerp voor een rijksgrondwet kon komen. In 1954 kwam er door de totstandkoming van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden een einde aan de koloniale relatie tussen Nederland, Suriname, de Nederlandse Antillen en Nieuw-Guinea. De Nederlandse Antillen kreeg toen de status van land en autonomie op het gebied van binnenlands bestuur.[3] Uiteindelijk waren er vele adviezen, rondetafelconferenties en volksraadplegingen nodig om op 15 december 2009 een akkoord te kunnen bereiken. Op 1 oktober 2009 werd bekendgemaakt dat er overeenstemming was bereikt de voorgenomen wijzigingen in het staatsbestel te laten ingaan op 10 oktober 2010.
Met de hervorming in 2010 is het Koninkrijk veranderd van een stelsel met een Europees deel (Nederland), een Antilliaans deel (de Nederlandse Antillen) en een Caribisch eiland met een eigensoortige status (Aruba), naar een stelsel van vier landen die alle in het Caribisch gebied liggen. Sinds 10-10-‘10 behoren Bonaire, Saba en Sint-Eustatius (de BES-eilanden) namelijk als openbaar lichaam bij Nederland. De onderdanen die op deze drie eilanden wonen hebben recht op bescherming van de dagelijkse belangen door de Nederlandse overheid.
Men spreekt vanaf die datum niet langer van een Europees en een Caribisch deel van het Koninkrijk. Dit brengt met zich mee dat Nederland direct partij is geworden bij de samenwerking in de Cariben tussen de verschillende eilanden als het gaat om vervoer, medische voorzieningen en energievoorziening. De inwoners van de BES-eilanden zijn hiervan namelijk afhankelijk voor hun dagelijkse leven. Sinds de opheffing van de Nederlandse Antillen is Nederland ook directer belanghebbende geworden bij de economische ontwikkeling van de eilanden. Er is immers sprake van nauwe verwevenheid en samenwerking tussen de economieën in de Cariben.
De herstructurering van het Koninkrijk heeft geleid tot een grote wetgevingsoperatie. Zowel op koninkrijksniveau als op landsniveau dienden er wetten te worden aangepast en nieuwe wetten tot stand te komen. Op koninkrijksniveau diende logischerwijs het Statuut te worden aangepast. Artikel 1 sprak niet langer meer over de Nederlandse Antillen. Ook werden nieuwe grondwetten opgesteld. De meest ingrijpende operatie zag echter op de vijf consensuswetten. Deze wetten zijn gebaseerd op artikel 38 lid 2 van het Statuut en regelen de aangelegenheden van de verschillende landen met overeenstemming op koninkrijksrelatie. Deze vijf wetten regelen de volgende onderwerpen: Financieel toezicht, Gemeenschappelijk Hof van Justitie, de openbaar ministeries, de Politie en de Raad voor de Rechtshandhaving. Deze wetten zullen nu kort worden behandeld. [4]
De consensusrijkswet Financieel toezicht is in de plaats gekomen van de algemene maatregel van rijksbestuur financieel toezicht. De nieuwe landen Curaçao en Sint-Maarten zullen structureel moeten gaan voldoen aan de begrotingsnormen die zijn verankerd in de eigen wetgeving. Uiteindelijk is het de bedoeling dat de landen geen toezicht meer nodig hebben. Wel is er een College Financieel toezicht in het leven geroepen, zodat de koninkrijksregering in bepaalde situaties in kan grijpen. [5]
Voor de rechtspraak is er een gezamenlijke instelling: het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint-Maarten en van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Dit gerecht verzorgt de rechtspraak in eerste aanleg en in hoger beroep op de eilanden.[6] De Hoge Raad behandelde ook voor 2010 al het hoger beroep in de Caribische rijksdelen. Hierin veranderde dus vrij weinig. Een van de weinige inhoudelijke wijzigingen die de cassatieregeling heeft ondergaan, betreft het gelijktrekken van de mogelijkheden tot beroep in cassatie. Daardoor werd cassatie ook mogelijk in belastingzaken.[7]
Er zijn drie openbaar ministeries op de voormalig Nederlandse Antillen: Curaçao, Sint-Maarten en op de BES-eilanden één gezamenlijk. De landsverordening en wet hebben de taken vastgesteld, waaronder natuurlijk de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. De openbaar ministeries zijn elk ondergeschikt aan de minister van justitie van het land waartoe zij behoren. Er vindt tweemaal per jaar een overleg plaats tussen het College van procureurs-generaal in Nederland over opsporing en vervolging van grensoverschrijdende criminaliteit en andere aangelegenheden die van gemeenschappelijk belang zijn voor de strafrechtelijke rechtshandhaving in de landen en in het Europese deel van Nederland.[8]
Met de consensusrijkswet Politie is ervoor gekozen dat elk van de landen een lokaal politiekorps heeft onder leiding van een eigen korpschef. Wel zijn er bepaalde regelingen die onderlinge praktische zaken regelen, zoals kwaliteitscriteria van de opleiding en de mogelijkheid tot het uitwisselen van politiegegevens. Ook is er de ‘gemeenschappelijke voorziening politie’. Deze voorziening regelt de grensoverschrijdende en georganiseerde criminaliteit en interregionale en internationale rechtshulp.[9]
Het einde van de Nederlandse Antillen heeft inderdaad geleid tot een nieuw begin.
De Raad voor de Rechtshandhaving is belast met de algemene inspectie van de effectiviteit, kwaliteit en de samenwerking van verschillende diensten en instellingen op de voormalig Nederlandse Antillen. De Raad kan uit eigen beweging op verzoek van de verantwoordelijke minister onderzoek instellen bij de instellingen. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie is niet onderworpen aan het toezicht van de Raad. [10]
Het einde van de Nederlandse Antillen heeft inderdaad geleid tot een nieuw begin. Curaçao en Sint-Maarten zijn onafhankelijker geworden. Maar, de Koninkrijksregering (lees: Nederland) heeft nog steeds veel bevoegdheden om toezicht uit te oefenen. Daarnaast is het door de ligging en omvang van de landen noodzakelijk dat er wordt samengewerkt op bepaalde gebieden.