Op vakantie met eigen auto is nog steeds erg populair. Bammetjes met kaas en een thermoskan koffie mee en de vakantie kan beginnen. Meestal verloopt de vakantiereis probleemloos, maar wie kent niet het beeld van een beschadigde auto langs de Route du Soleil of de Autostrada? Een verkeersongeval in het buitenland zorgt vaak voor problemen. Zo kan de taal een barrière zijn en vaak is niet bekend wie de bevoegde autoriteiten zijn om het probleem van de aansprakelijkheid en de afwikkeling daarvan te regelen. Het grootste probleem daarbij is vaak het achteraf vergoed krijgen van je schade. Daar gaan we het in dit artikel over hebben.
Als je tijdens je vakantie in het buitenland een verkeersongeval overkomt, welk recht is dan van toepassing? De hoofdregel voor het toepasselijke recht is: lex loci delicti, oftewel het recht van de staat waar het ongeval plaatsvond.[1] Je zult gebruik moeten maken van de regels van het desbetreffende land. Het is dus afhankelijk van de regels uit je vakantieland, wie je aansprakelijk kunt stellen. Probleem is dat de Wegenverkeerswet er in elk land anders uitziet. Zo wordt er – om een voorbeeld te noemen – in het ene land wel smartengeld (een tegemoetkoming in geld voor de geleden immateriële schade) uitgekeerd en in het andere niet.
In bepaalde situaties, zoals in het voorbeeld hierboven, kan er worden afgeweken van de hoofdregel. Artikel 3 van de Wet conflictenrecht onrechtmatige daad stelt namelijk dat de hoofdregel geldt, tenzij er een situatie is die valt onder de verordening van Rome, een verdrag of bijzondere wet. In bepaalde gevallen kan het Nederlandse recht namelijk toch mogelijkheid bieden in het verhalen van de letselschade.
Het Haags Verdrag Verkeersongevallen op de weg formuleert de eerste mogelijkheid. De meeste Europese landen zijn partij bij dit verdrag. Het eerdergenoemde lex loci delicti-beginsel vloeit voort uit artikel 3. De hoofdregel geldt alleen als er geen sprake is van de in artikel 4 en 5 genoemde uitzonderingen. Als dader en slachtoffer een sterke verbondenheid hebben met eenzelfde andere rechtsorde, beogen deze artikelen ervoor om de toepassing van de hoofdregel uit te sluiten. Artikel 4 ziet op personenschade en schade aan het voertuig, waar ik verder op zal ingaan. Dit artikel onderscheidt drie verschillende gevallen, waarbij er kan worden afgeweken van de hoofdregel.[2]
Als je als Nederlander tegen een boom rijdt in Oostenrijk, kan het Nederlandse recht op dit eenzijdige verkeersongeval van toepassing zijn. Ook in geval van een meerzijdig ongeval, kan het Nederlandse recht toegepast worden. De betrokkenen moeten dan in hetzelfde land zijn geregistreerd. Als twee Nederlanders een aanrijding hebben in bijvoorbeeld Frankrijk, zal op de situatie het Nederlandse recht van toepassing kunnen zijn. Het derde geval omvat de situatie indien een persoon buiten het voertuig het ongeval veroorzaakt. De uitzonderingsregels gelden dan alleen indien die passant ook uit hetzelfde land komt.
De naam van het betreffende verdrag doet het al vermoeden, het ziet namelijk alleen op verkeersongevallen. Uit de eerste artikelen van het verdrag blijkt ook dat het moet gaan om een ‘ongeval in het wegverkeer’. In theorie lijkt dit helder, maar uit de jurisprudentie blijkt dat dit in de praktijk nog wel eens voor vraagstukken kan zorgen.
Zo stond de Hoge Raad in 2001 voor de vraag of een ongeval op de skipiste in Oostenrijk onder het Haagse verdrag valt.[3] Een 10-jarig meisje viel van de skilift en sleepte in haar val een aantal andere wintersporters mee. Een van hen was een Nederlandse vrouw, die hierdoor letsel opliep. De vraag was of de sleeplift kan worden gezien als een voertuig dat betrokken is bij een ongeval dat verband houdt met het verkeer. De Hoge Raad overwoog dat dit skiongeval niet onder de reikwijdte van het verdrag valt. Het begrip ‘verkeer’ moet ruim opgevat worden, maar het zou een overspanning zijn van de strekking van het verdrag om een skiongeval als het onderhavige te beschouwen als een ‘ongeval in het wegverkeer’. Het meisje kon dus niet aansprakelijk worden gehouden voor de letselschade op grond van het Nederlandse recht, maar wel op grond van het Oostenrijkse recht.
In 1993 oordeelde Rechtbank Amsterdam over welk recht van toepassing was op een botsing van een Nederlandse auto tegen een caravan met Duits kenteken, die beide geparkeerd stonden op een Zweedse veerboot.[4] Hier oordeelde de rechtbank dat er wel sprake was van ‘deelnemen aan het wegverkeer’. De overtocht zou per auto zijn afgelegd, als er een brug was geweest. Doordat ze de auto en caravan hadden geparkeerd op de veerboot, waren ze niet gestopt aan het verkeer deel te nemen. De rechtbank oordeelde dus dat er sprake was van een ongeval dat verband hield met art. 1 van het Haags Verdrag.
Iedereen die slachtoffer is van een verkeersongeval heeft te maken met de Wet Aansprakelijkheid Motorvoertuigen. Inmiddels is er in verschillende richtlijnen een aantal specifieke zaken geregeld waaraan de nationale wetgeving moet voldoen. Een van deze verplichtingen is tot stand gekomen door de implementatie van de vierde richtlijn Wet Aansprakelijkheid Motorvoertuigen.[5] De richtlijn is opgesteld ter bescherming van slachtoffers van aanrijdingen binnen de Europese Unie. Dit geeft de mogelijkheid om terecht te kunnen bij de Nederlandse verzekeraar voor het verhalen van de schade.
“Iedereen die slachtoffer is van een verkeersongeval heeft te maken met de Wet Aansprakelijkheid Motorvoertuigen.”
Iedereen die slachtoffer is van een verkeersongeval heeft te maken met de Wet Aansprakelijkheid Motorvoertuigen. Inmiddels is er in verschillende richtlijnen een aantal specifieke zaken geregeld waaraan de nationale wetgeving moet voldoen. Een van deze verplichtingen is tot stand gekomen door de implementatie van de vierde richtlijn Wet Aansprakelijkheid Motorvoertuigen.[5] De richtlijn is opgesteld ter bescherming van slachtoffers van aanrijdingen binnen de Europese Unie. Dit geeft de mogelijkheid om terecht te kunnen bij de Nederlandse verzekeraar voor het verhalen van de schade.
De hierboven genoemde richtlijn legt de lidstaten de verplichting op om een informatiecentrum op te richten. In Nederland is dit het Nederlands Bureau der Motorrijtuigenverzekeraars. Bij dit bureau zijn de verzekeringsgegevens van het betrokken buitenlandse voertuig op te vragen.
Daarnaast is in de richtlijn vastgesteld dat elke autoverzekeraar binnen de Europese Unie in alle andere EU-landen een schaderegelaar moet aanwijzen bij wie het slachtoffer in eigen land en in de eigen taal een vordering kan indienen.[6]
Vervolgens zal de schaderegelaar binnen drie maanden een gemotiveerd regelingsvoorstel moeten indienen, dan wel gemotiveerd moeten aangeven waarom hij dit niet doet. Als de schaderegelaar geen voorstel doet binnen drie maanden, kan het slachtoffer zich wenden tot het schadevergoedingsorgaan. Dit kan ook indien er geen schaderegelaar benoemd is, het voertuig niet binnen twee maanden kan worden geïdentificeerd of de verzekeraar niet kan worden gevonden. Het schadevergoedingsorgaan stelt vervolgens de verzekeraar aansprakelijk, waardoor de verzekeraar een schaderegeling krijgt.
Als jij tijdens je vakantie met je auto of sleurhut in de kreukels zit, bedenk dan dat het soms mogelijk is om binnen de landsgrenzen je schade te kunnen verhalen. Je kunt altijd terecht bij je Nederlandse verzekeraar, waardoor verschillende barrières wegvallen. Dat maakt de afdronk van je vakantie een beetje minder zuur!
Berber Speerstra