Wij wonen in een land waar technologische ontwikkelingen een ontzettend grote rol spelen. De nadruk ligt in onze hedendaagse samenleving daarnaast en in verband daarmee steeds meer op het ‘bereikbaar’ zijn via online platforms. De afstand tussen mensen wordt kleiner naarmate de technologische mogelijkheden zich uitbreiden. Deze snelle groei houdt ook in dat de Auteursrichtlijn die wij nu hanteren, uit 2001, niet meer op alle vlakken toereikend is. Dit is de reden dat het Europees Parlement besloten heeft om op donderdag 4 juli te gaan stemmen voor een nieuwe Auteursrechtenwet. Een van de meest discutabele onderwerpen waarover gestemd moet worden, is het uploadfilter.
De kern van het uploadfilter is dat grote bedrijven als Facebook en YouTube aansprakelijk kunnen worden gesteld wanneer gebruikers iets uploaden op hun site. Deze aansprakelijkheid is van toepassing als het gaat om auteursrechtelijk beschermd werk. Een uploadfilter houdt in dat rechthebbenden hun teksten, muziek, afbeeldingen en video’s, in een database kunnen plaatsen, waarna een internetbedrijf het materiaal kan vergelijken met materiaal dat gebruikers uploaden.1 Hierdoor kunnen vooraf inbreuken voorkomen worden en zijn er meer waarborgen voor de auteurs/rechthebbenden indien er sprake is van een schending.
Het is belangrijk te beseffen dat wij het auteursrecht niet enkel hebben om de auteur of rechthebbende van een werk te beschermen.
In Nederland vindt een auteur bescherming voor zijn werken zowel in de nationale Auteurswet als in de hiervoor genoemde Europese Auteursrechtrichtlijn van 2002. Hierin staat wat onder een werk valt, en wanneer er (een vermoeden van) auteursrecht is. In Nederland is de Auteurswet er mede om een balans te kunnen vinden tussen het maken van gerechtvaardigde en ongerechtvaardigde inbreuken. De bedoeling hiervan is dat je de vrijheid van mensen om bepaalde werken te gebruiken niet compleet aan banden wilt leggen. Een complete censuur op het gebruik van auteursrechtelijk beschermd werk, is nu eenmaal niet wenselijk.
Om deze volledige censuur te voorkomen, hebben wij dus uitzonderingen opgenomen in de Auteurswet. Hierbij kun je denken aan het recht om te mogen citeren, een karikatuur, parodie of pastiche te maken. Wat deze uitzonderingen gemeen hebben is dat het niet standaard een inbreuk oplevert. Een karikatuur, parodie of pastiche is geen inbreuk op het oorspronkelijke auteursrechtelijk beschermde werk als het gebruik “in overeenstemming is met wat in het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs geoorloofd is.”2 Wanneer dit geoorloofd is, hangt af van de omstandigheden van het geval. Hiermee proberen we te bereiken dat er voldoende vrijheid is voor mensen om het werk voor andere doeleinden te gebruiken, waarbij de persvrijheid centraal staat. Dit moet dus bijvoorbeeld ook kunnen door een parodie te kunnen maken.
“Hierdoor kunnen vooraf inbreuken voorkomen worden en zijn er meer waarborgen voor de auteurs/rechthebbenden indien er sprake is van een schending.”
“Wanneer dit geoorloofd is, hangt af van de omstandigheden van het geval.”
Wat nauw aansluit op deze frictie met de persvrijheid, is de preventieve werking van het uploadfilter. Normaal gesproken kan de auteur in beroep gaan om schendingen van zijn werk te voorkomen. Wat nu het geval gaat zijn, is dat deze eventuele schendingen vooraf al gefilterd kunnen worden. Een filter is puur technisch en zal lang niet alle uitzonderingen kunnen herkennen, laat staan ‘de omstandigheden van het geval’. Er zal dus meer preventief geweigerd worden. Dit houdt in dat er toch nog een beperking ontstaat op de persvrijheid.
Bovendien zit er ook een economisch aspect aan. Dit komt doordat vooral de grote platforms veel geld hebben om zo’n kostbaar preventief filter te plaatsen. YouTube heeft bijvoorbeeld al zo’n soort filter. Wat hiermee in de hand gewerkt wordt, is dat de kleinere bedrijven een veel kleinere machtspositie zullen krijgen omdat zij nu eenmaal minder kans krijgen om te innoveren. Een vangnet hiervoor is gemaakt in art. 17 lid 6 van de Auteursrechtrichtlijn. Hierin staat dat platforms die jonger dan drie jaar zijn en minder dan 10 miljoen omzet draaien niet verplicht zijn een uploadfilter te hanteren. Zij hebben immers minder geld om te investeren in zo’n preventief filter. Of dit vangnet ook daadwerkelijk de positie van kleinere platforms blijft ondersteunen, zal uit de praktijk moeten gaan blijken.
“Een filter is puur technisch en zal lang niet alle uitzonderingen kunnen herkennen, laat staan ‘de omstandigheden van het geval’.”
Al met al is de uploadfilter een moeilijk te plaatsen idee van het Europees Parlement. Het zal voor meer waarborgen zorgen voor de auteurs. Zij kunnen gemakkelijker hun werken beschermen en zullen niet, zoals nu het geval, rechtszaken aan moeten spannen om te zorgen dat de inbreuk als onrechtmatig wordt bestempeld. Hiertegenover staat dat de informatievrijheid van gebruikers van online platforms door zo’n preventief filter nogal in het geding kunnen komen.
Het zal pas over enkele jaren daadwerkelijk gebruikt gaan worden, maar hoe dit zijn werking kan krijgen in onze maatschappij en – vooral van belang – hoe dit ontvangen gaat worden door gebruikers van online platforms, geeft mij geen gerust gevoel. Ik ben benieuwd.
Lisan Gerrits