Circulair is populair. Het is een streven dat helemaal past in de huidige maatschappij en economie waarin duurzaamheid en bewust grondstofgebruik centraal staan. Hoewel men vaak afhankelijk is van nationale of sectorale initiatieven, zijn er voor het idealistische individu toch ook tal van (alledaagse) gedragingen te noemen waarmee men bij kan dragen aan een meer circulaire economie. Een goed voorbeeld daarvan is het eeuwenoude concept van bruikleen.
Het Romeinse recht repte al van de bruikleenovereenkomst en sindsdien is er weinig aanleiding geweest tot discussie over wat er precies onder het fenomeen bruikleen valt.1 De aanhoudende digitalisering van maatschappelijke aangelegenheden heeft ons echter als nooit tevoren in staat gesteld met elkaar in contact te komen. De drempels worden lager, de mogelijkheden groter. Zo ben je tegenwoordig niet meer beperkt tot enkel familie en vrienden als je iets wilt lenen. Nee, het internet zit vol met goedwillende medemensen die jou maar al te graag in jouw behoefte voorzien. Maar is er wel echt sprake van goedwillendheid of eerder van keiharde business? Het is een kwalificatievraag waar het laatste woord nog niet over is gesproken. Zo zal ook ik er een goed aantal woorden aan vuil maken.
Er zijn veel gebruiksvoorwerpen die een doorsnee burger maar enkele keren per jaar nodig heeft of waarbij de opslag een probleem vormt. Het is daardoor niet aantrekkelijk om het zelf aan te schaffen. Kortom, je wilt het gebruiksgenot zonder de bovenstaande lasten. Uitkomst is huren of lenen. Daar waar bij het eerstgenoemde huurder en verhuurder elkaar al gauw vonden via het internet, is deze ontwikkeling voor de lener en uitlener pas mondjesmaat uitgerold. Het meest bekende en geslaagde voorbeeld is Peerby.2 Een online platform waar mensen hun spullen te leen aanbieden of juist hiertoe oproepen. Een soort marktplaats zonder eigendomsoverdracht.
Bruikleen komt volgens artikel 7A:1777 BW neer op een overeenkomst waarbij de uitlener aan de bruiklener een zaak om niet in gebruik geeft en de bruiklener zich verplicht de zaak na het gebruik of een bepaalde tijd terug te geven. Een algemene regel van fatsoen die door deze bepaling rechtelijk afdwingbaar is geworden. De bruikleen laat zich doorgaans typeren als vriendendienst wegens het vereiste ‘om niet’. Commercieel oogmerk ontbreekt, er hoeft niets tegenover te staan.
“Een algemene regel van fatsoen die door deze bepaling rechtelijk afdwingbaar is geworden.”
Juist dit punt werd bij een onlangs gewezen arrest door annotator Jansen in twijfel getrokken voor gevallen waarin mensen spullen uitlenen via platforms als Peerby.3 Het belangeloze en liefdadige huis-tuin-en-keukenkarakter zou volgens hem behoorlijk zijn verwaterd. De uitlener verkrijgt door het platform immers zelf ook een voordeel: hij mag op zijn beurt spullen van andere aanbieders lenen. Een wat atypische vorm van huur noemt hij het. Het kwalificeren als huur in plaats van bruikleen heeft nogal wat consequenties. Eén daarvan is de aansprakelijkheid voor diefstal. Welke aansprakelijkheid in geval van huur bij de huurder komt te liggen, maar in geval van bruikleen doorgaans bij de uitlener.
Jansen gooide echter slechts het balletje op. De materie heeft op dit gebied een uitgebreidere analyse nodig voor een eenduidige conclusie. Zo zijn er ook andere inzichten te ontdekken. Hoogleraar privaatrechtelijke rechtshandhaving en rechtsvergelijking Van Schaick valt Jansen bij door te stellen dat bruikleen met een meer commercieel karakter buiten de particuliere sfeer valt. De uitlener handelt dan immers niet uit affectie, welwillendheid of in het algemeen belang, maar slechts uit winstbejag. Daarnaast benadrukt Van Schaick echter dat het motief van de uitlener irrelevant is en dat het heel goed mogelijk is dat uitlener indirect een eigen economisch belang heeft bij de bruikleen.4 Daarnaast lijkt het door Jansen geschetste voordeel voor de uitlener niet zo ver te reiken dat van ‘een voldoende vastomlijnde tegenprestatie’ sprake is, zoals vereist is voor een kwalificatie als huur (art. 7:201 BW).5
“Het kwalificeren als huur in plaats van bruikleen heeft nogal wat consequenties.”
Een nuchtere blik op het platform lijkt echter de problematiek in één klap op te kunnen lossen. Er is bij Peerby geen sprake van een uitleenverplichting alvorens men spullen van anderen mag lenen. Het is een site waar je vrijblijvend van het aanbod gebruik mag maken zonder zelf aanbod te hoeven creëren. Met andere woorden vloeit het besproken ‘voordeel’ niet zozeer voort uit het uitlenen, maar is het zonder meer beschikbaar voor iedereen die daarvoor een account aan wil maken. Je leent bijvoorbeeld jouw hark niet uit met het oogmerk zo de kruiwagen van iemand anders te mogen lenen. Van een wederkerige overeenkomst blijkt aldus geen sprake te zijn (art. 6:261 lid 1 BW).
De structuur van vraag en aanbod geeft echter wel een andere dimensie aan het geheel. Dat bedoel ik als volgt. Bij een klassiek bruikleengeval heb je een hark nodig en benader je bijvoorbeeld de buurman van wie je weet of vermoedt dat hij die wel heeft. Hij geeft deze jou vervolgens (soms met lichte tegenzin) in gebruik. Plaats Peerby eens in deze klassieke setting. De hele buurt zal jou horen schreeuwen ‘HARK GEZOCHT! WIE LEENT MIJ EEN HARK?!’, waarna zij uit eigen beweging jou een hark zullen aanbieden. Of andersom, waarbij jouw buren je elke dag vertellen dat ze een super bruikbare hark in de aanbieding hebben. In beide gevallen kiest de uitlener er bewust zelf voor om zijn hark uit te lenen. Wat een zekere voorafgaande risicoanalyse impliceert. Dit pleit ervoor om eventuele aansprakelijkheidsrisico’s bij de uitlener te leggen, zoals bij bruikleen het geval is.
De ontwikkeling op het gebied van de behandelde digitale platforms heeft dus zonder meer zijn weerslag op het gebied van de kwalificatievraag omtrent bruikleen. Voor nu lijkt een kwalificatie als bruikleen mij in de meeste gevallen het meest op zijn plek. Een beoordeling van geval tot geval is echter wel altijd gewenst, waarmee de klassieke omstandigheden van het geval uiteindelijk hun stempel zullen drukken op de kwestie. Zoals benoemd, het laatste woord is er nog niet over gezegd.
“Een nuchtere blik op het platform lijkt echter de problematiek in één klap op te kunnen lossen.”
Gerjan van der Kamp