Wie aan de Verenigde Naties (VN) denkt, denkt aan internationale vrede, veiligheid en mensenrechten. Naast deze kernpunten zijn er nog tal van andere doelen waarvoor de VN zich inzet. De VN functioneert geheel onafhankelijk en neemt als intergouvernementele organisatie deel aan het internationale rechtsverkeer. Het onafhankelijke karakter gaat gepaard met immuniteit. Een vergaande immuniteit, namelijk een absolute immuniteit. Dus onschendbaar, niet onderworpen aan wetten. Deze immuniteit is een struikelblok wanneer men een vordering wil instellen tegen handelen dan wel nalaten van de VN. Is de wrange keerzijde hiervan dat de VN feitelijk boven de wet staat? De Srebrenica-zaak heeft voor duidelijkheid gezorgd.
De VN is een zelfstandige entiteit die in 1945 opgericht is door 51 landen. De VN werkt hoofdzakelijk samen op het gebied van internationaal recht, veiligheid, mensenrechten, de wereldeconomie en maatschappelijke en culturele ontwikkelingen. Tegenwoordig is vrijwel elk internationaal erkend, onafhankelijk land lid van de organisatie en telt de VN sinds 2011 193 lidstaten. De lidstaten behouden hun eigen beslissings- en besluitbevoegdheid.
Het geheel onafhankelijk functioneren van de VN staat centraal. De immuniteit van de VN vindt haar grondslag in art. 105 Handvest VN en in art. 2, paragraaf 2 van de Convention. De reikwijdte van het functioneren van de VN stelt een zonder meer legitiem doel. Dit dient zeker te worden gesteld door de immuniteit van de VN. Hierin onderscheidt de immuniteit van de VN zich van staatsimmuniteit. De VN-immuniteit is absoluut: de immuniteit komt de VN toe ongeacht de buitengewone ernst van de zaken die aan de orde zijn. Dit betekent dat de VN niet kan worden gedaagd voor enig nationaal gerecht van landen die partij zijn bij de Convention. De reikwijdte van de VN gaat dus ver. Heel ver.
Naast het feit dat de VN dus als zelfstandige entiteit van immuniteit geniet, genieten vertegenwoordigers van de Leden van de VN, alsmede de functionarissen van de Organisatie, eveneens van de voorrechten en immuniteit die noodzakelijk zijn voor een onafhankelijke uitoefening van hun functies.
Het geheel onafhankelijk functioneren van de VN staat centraal. De immuniteit van de VN vindt haar grondslag in art. 105 Handvest VN en in art. 2, paragraaf 2 van de Convention. De reikwijdte van het functioneren van de VN stelt een zonder meer legitiem doel. Dit dient zeker te worden gesteld door de immuniteit van de VN. Hierin onderscheidt de immuniteit van de VN zich van staatsimmuniteit. De VN-immuniteit is absoluut: de immuniteit komt de VN toe ongeacht de buitengewone ernst van de zaken die aan de orde zijn. Dit betekent dat de VN niet kan worden gedaagd voor enig nationaal gerecht van landen die partij zijn bij de Convention. De reikwijdte van de VN gaat dus ver. Heel ver.
Naast het feit dat de VN dus als zelfstandige entiteit van immuniteit geniet, genieten vertegenwoordigers van de Leden van de VN, alsmede de functionarissen van de Organisatie, eveneens van de voorrechten en immuniteit die noodzakelijk zijn voor een onafhankelijke uitoefening van hun functies.
“De VN-immuniteit is absoluut: de immuniteit komt de VN toe ongeacht de buitengewone ernst van de zaken die aan de orde zijn.”
De immuniteit van de VN kwam onder vuur te liggen als gevolg van het bloedblad van Srebrenica; een afschuwelijke gebeurtenis die wordt gezien als de ergste daad van volkerenmoord in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog. Het is een spraakmakende genocidezaak die gevolgen heeft gehad voor de immuniteit van de VN. De ‘Mothers of Srebrenicazaak’ vindt zijn oorsprong in juli 1995 in Srebrenica, Oost-Bosnië. Het Nederlandse VN-bataljon Dutchbat – onderdeel van de VN-vredesmacht – had in Srebrenica zijn basis om humanitair werk te verrichten. Deze plek werd aangemerkt als ‘safe area’ in de VN veiligheidsresoluties. Veel moslims zochten dan ook hun toevlucht in Srebrenica, op de vlucht voor de agressie van de Bosnisch-Servische paramilitaire eenheden gericht tegen moslimbevolking van het gebied. Srebrenica werd echter onder de voet gelopen door het Bosnisch-Servische leger, wat resulteerde in deportatie en moord op duizenden moslimmannen.
In de daaropvolgende procedure hebben de Stichting Mothers of Srebrenica en een aantal individuele eiseressen (‘de Moeders’) vorderingen ingesteld tegen zowel de Nederlandse Staat als de VN. De Moeders achten de Staat en de VN verantwoordelijk voor de val van Srebrenica en het gevolg daarvan, de gepleegde genocide op de mannelijke moslimbevolking. Een beroep van de VN op immuniteit in geval van volkerenmoord, zou onverenigbaar zijn met de eigen doelstellingen en internationale verplichtingen.
De Moeders achten de Staat en de VN verantwoordelijk voor de val van Srebrenica en het gevolg daarvan, de gepleegde genocide op de mannelijke moslimbevolking
De VN is in deze procedure voor de Nederlandse rechter niet verschenen. Dit houdt verband met het eerdergenoemde artikel 2, paragraaf 2 van de Convention, waaruit een algehele immuniteit van jurisdictie en executie is verleend. Nederland was naast de VN medegedaagde. Gelet op het feit dat Nederland lid is van de VN, is zij uit dien hoofde gehouden om ervoor zorg te dragen dat de in de Convention neergelegde immuniteit van de VN in Nederland wordt gerespecteerd.
Twee zwaarwegende beginselen zijn hier in het geding: het belang dat een internationale organisatie heeft dat onder alle omstandigheden een onafhankelijke en ongehinderde vervulling van haar taken is gewaarborgd, anderzijds het belang dat de wederpartij erbij heeft dat haar geschil met de internationale organisatie door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie wordt behandeld en beslist. De Moeders hebben er in de zaak met name op gewezen dat honorering van de immuniteit van de VN met zich meebrengt dat er in het geheel geen mogelijkheid is om een vordering tegen de VN in te stellen. Een alternatieve rechtsgang tegen de VN ontbreekt.
De Hoge Raad komt tot de conclusie dat de bijzondere plaats van de VN met zich meebrengt dat handelen en nalaten van lidstaten, dat wordt beheerst door resoluties van de VN, niet kan worden onderworpen aan de beoordeling door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Daarnaast geldt in dit geval de voorrangsregel van art. 103 Handvest: op grond hiervan hebben verplichtingen van de lidstaten krachtens het Handvest – waaronder de verplichting om de immuniteit van de VN te verzekeren – voorrang boven verplichtingen uit andere internationale overeenkomsten.
Uit de uitspraak van het belangrijkste gerechtelijke orgaan van de VN, het Internationaal Gerechtshof, van 3 februari 2012 volgt dat zelfs de bijzondere ernst van de verwijten die in dit geval aan de VN worden gemaakt – namelijk het niet voorkomen van de genocide – niet met zich meebrengt dat aan de VN in deze procedure geen immuniteit toekomt. Het doel van de immuniteit is namelijk het bevorderen van de werking van internationale organisaties en algemene handhaving van de vrede en veiligheid. Deze immuniteit kan niet opzij worden gezet door het recht op toegang tot een onafhankelijke rechter. Art. 105 Handvest prevaleert boven art. 6 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het Internationaal Gerechtshof (IGH) begeeft zich op glad ijs, aangezien dit niet helemaal strookt met het fundamentele mensenrecht op toegang tot de rechter, dat wordt onthouden aan de Moeders.
In de Mothers of Srebrenica zaak was het verwijt dat de VN nalatig is geweest in het voorkomen van genocide niet dusdanig pregnant dat de immuniteit moest wijken of daarom onaanvaardbaar was. Daarnaast is het recht op toegang tot de rechter niet vergaand beperkt; de Stichting had in ieder geval twee categorieën partijen kunnen aanspreken voor de schade, te weten de daders en de Staat. De grondslag van de immuniteit van internationale organisaties is gelegen in de noodzaak om het functioneren van internationale organisaties te beschermen.
De VN neemt in de internationale rechtsgemeenschap een buitengewoon bijzondere plaats in. Deze markante positie heeft tot gevolg dat immuniteit essentieel is voor het onafhankelijk functioneren van de VN en daarom dus een vereiste in het internationaal rechtsverkeer.
“Art. 105 Handvest prevaleert boven art. 6 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).”
“Deze markante positie heeft tot gevolg dat immuniteit essentieel is voor het onafhankelijk functioneren van de VN”
Girthe Kramer