Ondanks zijn drukke bestaan heeft prof. mr. dr. Kolkman voor deze In Casu tijd vrij gemaakt om met ons te praten over zijn vak. De heer Kolkman bekleedt sinds dit jaar de leerstoel Algemene Rechtswetenschap en Familievermogensrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hiernaast is hij o.a. raadsheer-plaatsvervanger bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en is hij visiting professor Family Law aan de University of Western Ontario, Canada. Nieuwsgierig geworden naar zijn carrière? Lees dan snel verder!
Nee. Wel dat ik iets met taal wilde gaan doen. Taal en recht zit dicht bij elkaar. Ik ben begonnen met de studie Nederlands, maar dit was niet zo leuk als gedacht. Ik heb het eerste jaar afgemaakt en toen mijn Propedeuse behaald. Vervolgens gekozen voor de studie rechtsgeleerdheid. Dit bleek een betere match te zijn.
Rechten spreekt wat meer tot de verbeelding. Er was toen nog niet zo’n groot verschil in richtingen. Je haalde gewoon je bachelor en master rechtsgeleerdheid, zonder heel specifiek een kant te kiezen. In totaal heb ik vijf jaar gestudeerd. Ik beveel het mijn studenten ook altijd aan om er een jaar langer voor uit te trekken.
Toen ik nog studeerde werkte ik al op de Universiteit als student-assistent bij rechtsgeschiedenis en privaatrecht. Beiden vroegen of ik wilde promoveren/doceren. Dat betekende dat ik onderzoek zou gaan doen. Hier heb ik lang over nagedacht. Bij privaatrecht ging het om een wetsvoorstel van eind vorig millennium en bij rechtsgeschiedenis heb je het over ruim tweeduizend jaar geleden. Toen heb ik uiteindelijk gekozen om bij Privaatrecht te beginnen, of eigenlijk ben ik daar doorgegaan na mijn afstuderen. Als je begint doe je onderwijs en onderzoek, later komt daar ook management bij. Onderwijs en onderzoek gaan niet goed zonder elkaar. Door die combinatie vallen dingen beter op hun plek. Onderzoek begint als promovendus, dan ben je assistent in opleiding.
Dat mondde uit in een proefschrift dat ging over erfrecht. Op 8 juni 2006 heb ik mijn proefschrift verdedigd. Nadat een proefschrift af is moet het eerst naar een leescommissie. Vervolgens duurt het een tijd voordat je aan de beurt bent om jouw proefschrift te verdedigen.
Geen spijt dat u geen advocaat of notaris bent geworden? Ik ben voor een deel werkzaam in de praktijk. Ik werk voor een klein deel van mijn tijd op een advocaten- en notariskantoor, nu alleen nog een notariskantoor. Daarnaast ben ik sinds een jaar of tien raadsheerplaatsvervanger bij het Hof Arnhem-Leeuwarden. Dit is leuk om erbij te doen voor de afwisseling. Het is een mooie wisselwerking tussen theorie en praktijk.
Het is menselijk recht, recht van alle dag. Letterlijk van de wieg tot het graf en het is heel concreet recht. Het gaat om grote belangen, niet per se financieel. In de rechtszaal gaat het bijvoorbeeld om wie van beide ouders het gezag krijgt over een kind. Ondernemingsrecht is bijvoorbeeld wat abstracter.
Maar uiteindelijk loopt het allemaal door elkaar. Als jurist denken we vaak heel erg in hokjes, maar zo gaat het niet in de praktijk. Denk bijvoorbeeld aan een ondernemer die overlijdt of in echtscheiding ligt. Je komt dan met meerdere rechtsgebieden in aanraking dan alleen het familierecht op zich.
Ja heel veel! Zou leuk zijn om daarover wat meer te leren tijdens de studie. Maar daarvoor is het belangrijk dat je eerst het Nederlandse recht goed onder de knie hebt. De Europese landen zijn vaak wel met elkaar te vergelijken, maar er valt ook van te leren. We proberen allemaal het wiel uit te vinden. Er is af en toe wel sprake van afstemming en overleg. Er zijn in het familierecht wel Europees geregelde dingen, maar dat is niet zo heel erg uitgebreid. Veel mag je per land bepalen.
Soms zie je ook voorbeelden over hoe het niet moet en over hoe het wel moet. Neem het erfrecht. Er is in bepaalde landen de mogelijkheid om dingen bij leven met elkaar af te spreken over een nalatenschap, dus niet alleen eenzijdig in de vorm van een testament.
In Nederland is een dergelijke afspraak nietig, maar in het buitenland is het een bindende overeenkomst. In sommige situaties zou dit een mooie uitkomst zijn. Door het van tevoren allemaal goed met elkaar af te spreken vermijd je wellicht ruzies die later ontstaan nadat de erflater is overleden.
Probeert u dat buitenlands erfrecht dan ook naar Nederland te halen? Ja, daar ben ik wel mee bezig. Ik zit in een samenwerkingsverband met zeventien mensen die onderzoek doen naar erfrecht in de wereld. Tien van de zeventien zijn Europeanen. Het duurt heel lang voordat zoiets is ingevoerd. Doordat er veel over geprocedeerd wordt krijgt het wel steeds meer aandacht. Hierdoor is de politiek eerder geneigd om het aan te pakken.
Ja, dat zie ik als een nieuwe uitdaging. Ik heb heel lang bij privaatrecht gezeten en heb daar met heel veel plezier gewerkt. Toen dit op mijn pad kwam heb ik daar wel goed over na moeten denken. ARW is de sleutelpositie qua onderwijs. Mijn hart ligt uiteindelijk bij het onderwijs, niet per se bij onderzoek. Dat is wel de reden dat ik bij de Universiteit ben gaan werken. ARW 1 en 2 zijn samen 20 EC van de eerste 60 EC. Het is dus een groot deel van het eerste jaar dat je doceert. Er zit ook een hele mooie vaardighedenlijn in de Groningse rechtenstudie. Je begint met ARW en gaat door tot de master; met ITJ in het begin, JOV 1 en 2, de studentenrechtbank en de scriptie. De Studentenrechtbank is het mooiste vak waarin praktijk en theorie samen komen. Ik vond het een eer om hiervoor gevraagd te worden. Ik moest eerst wel oprecht nadenken. Ondanks dat het dichtbij elkaar is ga je wel ergens weg en kom je met allemaal nieuwe mensen te werken.
Vond u het ook lastig om nieuwe dingen te geven (zoals bijvoorbeeld straf/bestuursrecht)?
Ja, bij ARW 1 en 2 geef je eigenlijk de hele studie in een notendop. Voor sommige onderdelen is dat gesneden koek en wil je veel meer vertellen. Maar je kunt niet te ver uitweiden omdat het een inleidend vak is. Bij andere onderdelen is het wat lastiger omdat je daar niet in gespecialiseerd bent. Je wilt meer weten dan dat je vertelt. Daarom ben ik voor de verschillende richtingen steeds naar de verantwoordelijke docenten gegaan. Ik heb gevraagd welke boeken de studenten gebruiken in de eerste drie jaar. Deze boeken heb ik nu op mijn kantoor liggen. Dat wil niet zeggen dat ik alles gelezen heb, maar ik heb wel een idee waar het uiteindelijk in de studie naartoe gaat. Als ik tijdens een college een voorbeeld geef dat verder ingaat dan de stof voor dat vak, dan benoem ik dat ook. Veel studenten zullen blij zijn, maar je wilt ook antwoord kunnen geven voor de ijverige student die wel vragen gaat stellen. Dat is een uitdaging, daarom moet je alles bij blijven houden. Als je echt wilt leren moet je gaan lesgeven.
Naast dat u doceert in Nederland, bent u onder andere ook nog visiting professor in Canada en raadsheerplaatsvervanger in het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Een erg druk schema. Heeft u een laatste tip voor studenten om hun tijd zo efficiënt mogelijk te benutten?
Ja, doceren in Canada moeten de studenten dan niet per se gaan doen. Dat is ontzettend intensief. Het is in een ander land en ook nog in het Engels. Maar wat belangrijk is voor studenten is om goed te plannen en diagonaal te kunnen lezen. Daar word je op een gegeven moment wel goed in. Bij het Hof krijg ik soms één zaak thuisgestuurd die bestaat uit drie volle dozen aan dossiers.
Dit kun je niet allemaal op een middag lezen. Je moet weten wat wel en wat niet belangrijk is. Dit leer je wel in de praktijk. Twee dingen zijn het belangrijkste: aanleg en inzet. Inspiratie en transpiratie. Je moet er zelf wel wat voor doen. Als je het leuk vindt voelt het niet als iets ergs.
Als je had gevraagd waar ik over vijf jaar zat had ik gezegd hier, want ik ben net overgestapt. Ik hoop niet over vijf jaar alweer te veranderen. Na tien of vijftien jaar kom ik misschien wel weer op zo’n punt waar je je afvraagt wat de volgende stap is. Maar wat ik hier doe is heel divers. Ik ben zoveel leuke dingen aan het doen dat ik niet zoiets heb van dat moet over tien jaar allemaal anders zijn.
Ik werk hier, bij het Hof en in Canada dat is wel genoeg. Je kan het hier en daar wel een beetje bijstellen, iets laten vallen en daarvoor iets anders gaan doen. Maar ik heb niet een heel strak doel voor ogen. Als je die vraag twee jaar geleden had gesteld was het een hele goede, maar toen kwam dit op mijn pad. Je moet nooit weggaan om het weggaan, maar soms moet je wel iets nieuws proberen.
De In Casu staat deze maand in het teken van social media. Heeft social media de afgelopen jaren invloed gehad op de praktijk waarin u nu werkzaam bent?
Ja absoluut. Op alle verschillende praktijken. Uiteraard in het onderwijs. De populatie van studenten beweegt ook op social media en dat heeft ook invloed op de faculteit. Op twitter etc. begeef ik mezelf ook. Maar soms lastig hoe je privé en zakelijk gescheiden houdt. Ik heb twitter wel een tijdje zakelijk gebruikt, dat wil zeggen dat ik Twitter ging voeden met wetenschap. Dat is nu andersom. Nu volg ik degene met leuke weetjes, maar plaats ik zelf niet zoveel meer. Ik ben eerder een soort afnemer dan dat ik er zelf veel op zet. Ik heb veel tijd nodig voor mijn werk hier, waardoor ik minder tijd heb voor dat soort dingen. Ik vind het wel heel leuk om het te volgen. Social media speelt ook een rol bij iemands partijdigheid. Er zijn regelmatig zaken waarbij het gevraagd wordt aan jou als rechter of het je vrijstaat om in een zaak rechter te zijn. Je moet je dan afvragen of je nog niet eerder door een advocaat benaderd bent om advies te geven. Dit kan ervoor zorgen dat je de schijn van partijdigheid hebt. Dat is net zo bij social media. Als jij roept over een wetsvoorstel op internet en daar vervolgens een zaak over komt waarover jij al eerder hebt geschreven, dan kom je toch in een bepaald daglicht te staan. Bij strafrecht speelt dit ook heel erg een rol.
Op social media is de blockchain de afgelopen maanden een hot item. Zo wordt er gezegd dat de blockchain advocaten en notarissen buiten spel zet. Moeten wij als juristen in spé vrezen voor onze banen?
Nee, dat hoef je nooit te zijn als je universitair bent afgestudeerd. Wel dat je baan anders is dan waarvan je in eerste instantie uitging. Werk plooit zich natuurlijk. Als je in Veendam turfsteker was dan moet je je wel zorgen gaan maken, omdat het lastig wordt als je niet meer bij kunt sturen. Maar voorlopig moeten wij nog steeds mensen gaan helpen die ruzie maken. Alleen de manier waarop je dat doet wordt heel anders. Computers hebben daar een steeds grotere rol in. Wie weet loop je later ergens binnen en vertelt eerst een robot wie er gelijk heeft en later pas de mens. Wie hebben er uiteindelijk altijd werk? Dat zijn de mensen met een goed stel hersens en zij die hebben doorgeleerd. Aan de onderkant vallen er banen af, als je je daar niet kunt ontplooien wordt het moeilijker.
Er is nu al sprake van digitalisering. Aktes worden al in de computer gemaakt. Het gaat de kant op dat je later een huis kunt overdragen met een digitaal krabbeltje. Of een notaris zich zorgen moet maken om zijn baan? Hetzelfde antwoord als hierboven. Wel als hij hetzelfde werk wil doen als vandaag. Een notaris moet veel aan digitalisering doen, maar hij moet ook nog steeds de juridische ins en outs weten. Of ze nou op papier of op de computer staan; hij moet zich het jargon eigen maken.
Een semester in het buitenland studeren, daar word je zoveel rijker van. Dat kan ik iedereen heel erg aanraden. Of dat nou België is of heel ver weg, dat maakt niet zoveel uit. Als je de taal maar machtig bent. Het staat niet in het curriculum, maar je kunt hier zelf een semester voor uittrekken.
Eveline Leijen