Heeft de Nederlandse consument nog wel vertrouwen in haar voedsel? De kans dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord is groot. De kranten stonden er vol mee en de schappen in de supermarkten waren leeg; het fipronil-ei zorgde voor een hoop paniek. Maar al redelijk snel lagen de supermarkten weer vol en leek het tij gekeerd. Uit cijfers blijkt dat de verkoop weer op het niveau ligt van voor de fipronil-crisis. Nu wij elke ochtend weer kunnen genieten van ons zacht gekookt eitje zitten de pluimveehouders met enorme schade. Hoe heeft het zover kunnen komen en wie kan aansprakelijk worden gehouden voor deze giga-schade?
Het verhaal begint bij Chickfriend, een bloedluisbestrijdingsbedrijf uit Barneveld. Het is een bekende naam in pluimveeland. Bloedluis is een hardnekkig probleem en niet makkelijk te bestrijden. Chickfriend slaagde erin de boeren eindelijk te verlossen van de bloedluismijten in de stallen. Chickfriend gebruikt het middel Dega-16, net als veel andere ongediertebestrijders. Het enige verschil: bij Chickfriend bleven de mijten écht weg. Boeren waren nieuwsgierig naar het wondermiddel. Wat zorgde ervoor dat het ongedierte weg bleef? Volgens de eigenaren was dit ‘het geheim van de smid’. Misschien een moment waarop de alarmbellen af hadden moeten gaan.
Maar de boeren vroegen niet door. Het werkt, daar gaat het om. De vraag hoe Chickfriend aan het wondermiddel komt is al net zo’n raadsel. De Belgische handelaar Patrick R., eigenaar van Poultry-vision, levert Dega-16 aan Chickfriend. Uit de facturen van Patrick R. blijkt dat het afkomstig is van het Roemeens bedrijf Farmavet. Het geheime wondermiddel dat gebruikt wordt voor de ongediertebestrijding bij de pluimveehouders blijkt fipronil te zijn, een insecticide, die in 1987 werd ontwikkeld en thans door BASF wordt vervaardigd. Door het gebruik van fipronil kwam er gif in de Nederlandse eieren terecht.1
Fipronil is dus een chemisch bestrijdingsmiddel dat gebruikt wordt tegen vlooien, mijten en teken. In de Europese Verordening nr. 528/20121 is het gebruik van deze stof bij pluimvee verboden. De lidstaten zijn zelf verantwoordelijk voor de controle op het gebruik van deze stof. In de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden heeft Nederland nationale regels opgesteld met betrekking tot het gebruik van biociden. Hierin staat dat het verboden is om in strijd te handelen met de voorgenoemde EU-Verordening.2
De sanctie op het overtreden hiervan is een bestuurlijke boete.3 Er bestaat dus een mogelijkheid dat de boeren alleen al als overtreders van de wet worden aangesproken tot betaling van de boete. Maar dat is niet de enige kostenpost. Er zijn duizenden kippen geruimd, miljoenen eieren teruggeroepen en de reputatie van het Nederlands ei is geschaad. Bestaat er een mogelijkheid om deze schade te verhalen? Hieronder bekijken we drie mogelijkheden.
De pluimveehouders kunnen Chickfriend aanspreken wegens wanprestatie. Chickfriend is verplicht geleden schade te vergoeden als gevolg van een tekortkoming in haar nakoming van de verbintenis. Chickfriend heeft een verboden middel gebruikt bij het schoonmaken van de stallen. Hierdoor hebben veel pluimveehouders schade geleden. Chickfriend is daardoor tekortgeschoten in haar verplichting tot het bestrijden van ongedierte. Chickfriend zal moeten bewijzen dat de tekortkoming haar niet kan worden toegerekend. Zij zal moeten aantonen dat de tekortkoming buiten haar schuld is ontstaan en niet voor haar risico behoort te komen.5 Ook is de aanwezigheid van een exoneratiebeding van belang. Zo’n beding kan aansprakelijkheid beperken of geheel uitsluiten. Daarbij spelen opzet en grove schuld een rol. Een beroep op een exoneratiebeding zal echter veelal nietig zijn wanneer er opzet in het spel is.6
Verder lijkt het hier te gaan om een overeenkomst van aanneming tot werk, hetgeen betekent dat de aannemer (in dit geval Chickfriend) aansprakelijk is voor gebreken van door haar gebruikte hulpmiddelen. Dit is alleen anders als een hulpmiddel afkomstig is van de opdrachtgever en deze de opdrachtnemer niet heeft gewaarschuwd voor de risico’s. In dit geval heeft Chickfriend gebruik gemaakt van haar eigen hulpmiddel en niet die van de pluimveehouders. Ook dit kan bijdragen aan de aansprakelijkheidsstelling van Chickfriend.7
Er bestaat een kans dat Chickfriend aansprakelijk kan worden gesteld door de boeren. Als dat zo blijkt te zijn, is de vraag of het tot schade-uitkering zal komen gezien de grootte van de schade. Het is daarom te hopen voor de boeren dat Chickfriend een goede verzekering heeft.
Hoewel er geen contractuele verhouding bestaat tussen de pluimveehouders en Poultry-vision bestaat er nog wel een mogelijkheid om dit bedrijf aan te spreken op grond van onrechtmatige daad.8 Hiervoor is meer duidelijkheid nodig over de rol van Patrick R. In principe is fipronil als zodanig niet verboden. Het middel dient louter en alleen voor gebouwen te worden gebruikt en
niet voor de behandeling van dieren. Volgens de advocaat van Patrick R. wist Chickfriend dat er fipronil aan Dega-16 was toegevoegd. Het is vervolgens de verantwoordelijkheid van de koper om het middel correct te gebruiken. Slechts indien Chickfriend verkeerd is ingelicht door Patrick R. zou aansprakelijkheid vastgesteld kunnen worden.9
De NVWA (de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit) waakt in ons land over de veiligheid van voedsel en consumentenproducten, de gezondheid van dieren en planten, het dierenwelzijn en handhaaft de natuurwetgeving. Het wordt de NVWA verweten dat zij te laat en op de verkeerde manier heeft ingegrepen om de eiercrisis te voorkomen. Zo kreeg de NVWA in november 2016 al een anonieme tip binnen over fipronil in de pluimveesector. Na onderzoek heeft zij geconcludeerd dat er geen direct gevaar is voor de volksgezondheid. Begin juli 2017 wordt er opnieuw melding gedaan van fipronil in een pluimveebedrijf. De NVWA neemt vervolgens monsters af en hieruit blijkt dat er eieren besmet zijn met fipronil. Pas eind juli worden de eerste codes met besmette eieren landelijk bekend gemaakt. De vraag is nu of de NVWA juist heeft gehandeld. Had zij niet eerder kunnen ingrijpen?10
Er bestaan eerdere uitspraken van de Hoge Raad waarin een toezichthouder aansprakelijk wordt gesteld op grond van een onrechtmatige daad. Vie d’OR is zo’n zaak. Hierbij ging het om een levensverzekeringsmaatschappij en haar polishouders. De polishouders spraken de Verzekeringskamer aan voor de geleden schade. De Hoge Raad oordeelde dat een toezichthouder (de Verzekeringskamer) aansprakelijk is als deze niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend toezichthouder mag worden verwacht.11 In deze zaak had de toezichthouder te laat en onvoldoende ingegrepen. Het is lastig te zeggen of deze zaak analoog kan worden toegepast. De Verzekeringskamer had in de Vie d’OR zaak een bijzondere zorgplicht. Of de NVWA dezelfde zorgplicht heeft is niet duidelijk. Bovendien is het de vraag of de NVWA alleen opkomt voor de consument of ook voor de pluimveehouders.
“Niet alle boeren hebben de middelen om het hoofd lang genoeg boven water te houden.”
Het wordt een zware strijd voor pluimveehouders om een of meer partijen aansprakelijk te stellen. En zelfs wanneer aansprakelijkheid vast komt te staan is het maar de vraag of er voldoende geld beschikbaar is om de torenhoge kosten te vergoeden. Procederen kost tijd en tijd is geld. Niet alle boeren hebben de middelen om het hoofd lang genoeg boven water te houden. Het zou een treurige conclusie zijn als het recht uiteindelijk wel zijn loop zal hebben, maar de boeren daarmee simpelweg nog geen geld zouden zien.
Eveline Leijen