‘Amsterdam wil verkoop cannabis aan buitenlandse toeristen verbieden’, kopte onlangs een krantenartikel in de NRC.[1] Een eerste opkomende gedachte zou kunnen zijn: kunnen ze dat juridisch wel bewerkstelligen? Echter blijkt dat een dergelijk ‘ingezeten-criterium’ al sinds 2013 geldt voor de rest van Nederland. Amsterdam, zo blijkt uit dit artikel, was juist degene die een uitzonderingspositie eiste toen dit criterium in de rest van Nederland werd ingevoerd. Het idee van burgemeester Femke Halsema is om het softdrugstoerisme in Amsterdam te verminderen en daarmee de binnenstad voor bewoners weer aantrekkelijker te maken.
Back
Amsterdam wil einde maken aan softdrugstoerisme
- In Casu Blog
- 15 Jan 2021
- No comments
Reputatie en belangen
Het verbod om in coffeeshops wiet te verkopen aan personen die niet in Nederland wonen is bedoeld om toeristen te weren die naar Amsterdam reizen om te gaan blowen en drinken. Halsema wil het imago van Amsterdam als cannabishoofdstad veranderen.[2] Dit imago zorgt en logischerwijze voor dat toeristen hier met een bepaald doel naartoe komen: om zich in de bruisende sfeer van Amsterdam te wanen. Dit toerisme, zo is de argumentatie, zorgt voor overlastmakers die in de Amsterdamse grachten ‘kotsen’ omdat ze te veel geblowd en gedronken hebben.[3] Naast belangen van de politie, het bedrijfsleven en de toerismebranche zijn er ook steeds meer volksinitiatieven die oproepen tot ingrijpen.[4] Dit is eveneens een belangrijk doel dat Halsema voor ogen heeft: de binnenstad van Amsterdam leefbaar maken en daardoor ook minder afhankelijk te worden van het toerisme.
Nadelen
Echter, er kleven volgens andere partijen ook nadelen aan de beslissing tot het invoeren van het ingezetenencriterium. Volgens criminoloog Ton Nabben zal het verbod leiden tot een toename van illegale straathandel van cannabis.[5] Ook veel coffeeshophouders zijn van mening dat de verkoop van cannabis door invoering van het verbod naar de straat gaat verplaatsen: ‘toeristen die speciaal om te blowen komen, laten zich hier niet door tegenhouden’.[6] Daarnaast zullen veel coffeeshops te maken krijgen met forse omzetdaling, omdat hun publiek hoofdzakelijk bestaat uit buitenlandse toeristen. En, stellen zij, ligt het probleem van overlastmakers voornamelijk bij de ‘eigen’ Amsterdammers, die geluid maken of afval achterlaten. Dit heeft ook alles te maken met het feit dat tegenwoordig nog maar weinig binnen gerookt mag worden. Iedereen doet dat nu buiten, op straat.[7]
Discriminatie? Vrij verkeer van goederen en/of diensten?
In alle lidstaten van de Europese Unie is verhandeling van hennepproducten verboden. Dat Nederland een ‘gedoogbeleid’ heeft op het gebied van softdrugs is voor veel unielanden een doorn in het oog. De kernwaarden van de Europese Unie staan voor het vrij verkeer van goederen, diensten en personen. Deze kernwaarden zijn van uiterst belang om het handelsklimaat binnen de unie te bevorderen. Door dit vrije verkeer komen veel inwoners van andere unielanden naar Nederland om wiet te kopen of te gebruiken. Hierdoor worden de verboden in andere landen moeilijker te handhaven. Om deze reden is het eerdergenoemde i-criterium, dat burgemeester Halsema nu ook in Amsterdam wil handhaven, al geruime tijd geleden ingevoerd in Nederland. De burgemeester van Maastricht was hier al eerder mee bezig, zelfs vóór de invoering van het i-criterium. In 2006 kondigde de APV van Maastricht een verbod tot toelating van niet-ingezetenen in coffeeshops af. Tegenstanders van dit verbod gingen te rade bij de Raad van State met de vraag of de regeling in strijd was met het vrij verkeer van goederen/en of diensten, dan wel het discriminatieverbod. Dit zijn eveneens argumenten die aangehaald kunnen worden bij de handhaving van het i-criterium dat Halsema nu in Amsterdam wil doorzetten. In de zaak Josemans stelt de Raad van State een aantal prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie.[8]
Volgens Josemans viel de verkoop van cannabis onder de werkingssfeer van het Unierecht en was de regeling van de burgemeester in strijd met het verbod op discriminatie op grond van nationaliteit. Het feit dat de verhandeling van hennepproducten op Europees niveau verboden is, is van belang omdat unierecht rechtstreekse werking heeft in de Nederlandse rechtsorde.[9] Kanttekening hierbij is dat dit afhangt of het gaat om een richtlijn of een verordening. Daar komt bij dat unierecht voorrang heeft op de nationale rechtsorde, incuslief op de grondwet.[10] Omdat er sprake is van een verbod op de verkoop van cannabis in de Europese Unie kon Josemans geen beroep doen op de verkeersvrijheden of op het beginsel van non-discriminatie om zich daarmee verzetten tegen de regeling van de burgemeester.[11] Echter, het helemaal weren van buitenlandse toeristen in coffeeshops werd ontoelaatbaar geacht. Buitenlandse toeristen mochten op grond van vrij verkeer van diensten nog wel gebruik maken van de horeca-activiteit die coffeeshops aanbieden met de verkoop van non-alcoholische dranken en eetwaren.[12] Tevens werd de regeling van de burgermeester geschikt geacht om de verwezenlijking van het doel, de bestrijding van het drugstoerisme en de gepaard gaande overlast, te bestrijden en deze regeling ging ook niet verder dan noodzakelijk was.[13]
Al met al is het duidelijk dat deze regeling dus zeker wel toegepast kan worden, ook in Amsterdam. De tijd zal het leren of de maatregelen van burgemeester Halsema effectief zullen zijn en of Amsterdam verlost gaat worden van het massatoerisme.